Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 195: Over hypernerveuze Bobby’s en gebombardeerde paradijzen  »
 
Manon en Felix lopen in het Belgische Watou Nishal tegen het lijf. Die vertelt dat hij zijn vakantie naar Sharm el-Sheikh heeft moeten annuleren vanwege de bomaanslagen. Ze praten verder over de mislukte aanslagen in Londen en de Braziliaanse electricien die door nerveuze Britse politieagenten is doodgeschoten.

“Kijk nou, die grafzerk, Fé.” Manon trekt aan Felix’ mouw.
Felix blijft stil staan en tuurt naar het stuk grijze steen dat Manon aanwijst. “Wat is daarmee?”
“Die namen met die jaartallen en streepjes erachter. Kijk, die daar bovenaan staan, die Michel en Cecile, zijn al dood, maar Nathalie leeft klaarblijkelijk nog, en Frederik ook.” Ze fronst haar wenkbrauwen. “Jakkie, wat macaber. Niet alleen het idee dat je graf al voor je klaar ligt, maar het dwingende karakter van die steen. Pa en Ma liggen er, en dus moet jij er ook komen te liggen. Misschien heeft Frederik wel een vrouw en wil hij daar veel liever bij liggen.”
“Die vrouw mag er vast ook wel bij.” Zegt Felix.
“Maar als haar ouders nou net zo’n graf hebben met haar naam en zo’n streepje erachter op de steen?” Manon schudt haar hoofd. “Zou wat voor jouw vader kunnen zijn.”
“Misschien.” Zegt Felix onverschillig. Hij kijkt over de grafsteen heen naar een blonde vrouw die met luide stem in een mobieltje aan het praten is, met haar andere hand druk gebarend in de lucht. “Kennen we die niet?”
Manon volgt zijn blik. “Volgens mij wel, maar ik kan haar niet zo gauw plaatsen.” Er verschijnt een denkrimpel boven haar neus. “Ze zal wel iets met kunst te maken hebben, anders loopt je niet in Watou rond.”
“Of met literatuur.” Zegt Felix. “Kunst en poëzie, weet je wel.”
“Ja, maar dan zou ik niet weten waar ik haar van moet kennen.” Manon’s blik dwaalt van de vrouw langs de zerken en ziet een kalige, bebrilde man aandachtig turen naar een plaat voor hem op de grond. “Het is de vrouw van Nishal.” Zegt ze. “Hìj staat daar, bij dat gedicht. Kom, we gaan even gedag zeggen.” Ze trekt Felix mee. “Mooi gedicht, hè?” Zegt ze tegen de voorovergebogen man.
Nishal draait zijn hoofd opzij en glimlacht verrast als hij hen herkent. “Manon en Freek.” Hij richt zich op. “Mijn kunstvrienden.” Hij steekt in een warm gebaar zijn beide handen uit.
“Felix.” Verbetert Manon hem, als ze zijn handen grijpt.
“Oh, ja.” Nishal slaat met zijn hand tegen zijn voorhoofd. “Neem me niet kwalijk.”
“Geeft niet.” Felix wappert met zijn hand.
“We herkenden je dit keer aan je vrouw.”
“Oh.” Nishal kijkt met een spijtige blik naar zijn vrouw die nog steeds wild gebarend aan het bellen is. “Ik geloof niet dat zo’n poëziezomer aan haar besteed is. Maar ze had niet veel wisselgeld meer.”
“Wisselgeld?” Manon kijkt hem vragend aan.
“Dankzij haar is onze reis niet doorgegaan en ik wil toch graag wat leuke uitstapjes maken tijdens mijn vakantie.” Hij buigt zich naar hen toe en zegt met iets zachtere stem. “Niet dat ik er echt rouwig om ben, want Sharm el-Sheikh was nou niet direct bepaald mijn eerste keuze. Ik doe liever dit soort dingen.”
“Ik zou daar nou ook niet graag naar toe gaan.” Manon fronst haar wenkbrauwen. “Er zijn bijna honderd doden gevallen bij die bomaanslagen.”
“Maar de kans is niet zo groot dat dat nog een keer gebeurt.” Zegt Nishal. “Als het aan mij had gelegen was ik wel gegaan, want de hele vakantie was vooruit betaald en we krijgen er geen cent van terug.”
“Nee?” Felix kijkt hem verbaasd aan.
“Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen negatief reisadvies gegeven dus dan gelden de gewone voorwaarden.” Zegt Nishal gelaten. “En ergens hebben ze natuurlijk wel gelijk want door een enkel incident kun je niet concluderen dat de algemene veiligheid van je burgers in het geding is. Sharm el-Sheikh was tot nu toe een van de veiligste plaatsen van het Midden-Oosten.”
“Misschien komt er een negatief reisadvies als er nog meer aanslagen volgen.” Oppert Felix.
“Dat zou een ramp zijn voor het toerisme.” Zegt Manon.
“Absoluut.” Nishal knikt. “Het wemelt er van de toeristen. Voornamelijk Israëliërs en Europeanen. Kennen jullie het niet?”
Manon schudt haar hoofd: “Ik heb wel gehoord dat je er fantastisch kunt duiken.”
“Oh ja!” Nishal knikt enthousiast. “Het is een prachtige, maar wel een beetje decadente stad. Veel grote, dure hotels en casino’s die aan brede, beschaduwde boulevards liggen. Mooie golfterreinen en goudgele stranden. Afijn, dan weet je wel wat voor soort mensen daarop af komen.” Hij werpt een peinzende blik op zijn vrouw. “Ze probeert nog steeds haar geld terug te krijgen. Ze is woedend dat we de vakantie niet konden annuleren, vooral omdat dat wel kon voor mensen die naar Londen gingen.”
“Dat was wel even wat anders.” Felix gaat op de rand van een graf zitten. “Daar lag de hele infrastructuur plat en bovendien hebben ze het vorige week weer geprobeerd. Puur mazzel dat het dit keer klungels waren.”
“Misschien wel, maar de schrik zit er nu wel goed in bij de Londenaren.” Nishal veegt wat zand van het graf tegenover Felix, legt zijn trui erop en gaat zitten. “Iedereen is bloednerveus en schrikkerig. Dat zie je maar weer aan die Braziliaanse elektricien die is neergeschoten omdat ze dachten dat het een terrorist was.”
“Beetje dom om in deze tijd weg te rennen als Bobby’s je aanhouden.” Manon gaat naast Felix op het graf zitten.
“Dat iemand wegrent is toch geen reden om hem acht keer door zijn hoofd te schieten.” Felix kijkt haar vermanend aan.
“Het schijnt dat hij er heel verdacht uit zag met zijn dikke jas. Het was een warme dag.”
“So?” Zegt Felix geïrriteerd.
“Okay.” Geeft Manon toe. “Maar wat als ze hem hadden laten gaan en het was wel een terrorist geweest?”
“Ze hadden hem ook gewoon kunnen aanhouden want ze hebben hem eerst tegen de grond geduwd en toen pas die kogels door zijn kop gejaagd. Dat was toch niet nodig geweest?”
“Dat was niet nodig geweest.” Beaamt Nishal somber. “Zo zie je maar eens wat er gebeurt als je zo’n shoot-to-kill beleid voert. Voor mij heeft Londen even afgedaan, hoor. Zeker met mijn uiterlijk ben ik een dankbaar slachtoffer voor islamofoben.”
“Ik heb een Marokkaanse vriendin voor wie het ook niet makkelijk is.” Zegt Manon. “Als je weet hoe vaak die al bedreigd is... Maar het rare is dat dat vaker door mede-moslims gebeurt dan door autochtone Nederlanders.”
“Zeker geen hoofddoek.” Vraagt Nishal.
“Dat vindt ze een symbool van onderdrukking.” Beaamt Manon. “En ze draagt ook korte broeken in de zomer en ze heeft een hond.”
“Uitstekend geïntegreerd zo te horen.” Zegt Nishal tevreden. “Zoals de meest moslims trouwens, hoor. Die voelen zich niet alleen verbonden met de islamitische cultuur maar ook met de cultuur van het land waar ze naartoe geëmigreerd zijn. In feite is het maar een heel klein groepje voor wie de islam alles is, maar het nare is dat dat kleine groepje wel heel onverdraagzaam en drammerig is en juist de liberale moslims aanvallen. En daar moeten we wat aan doen.”
“Hoe?” Wil Manon weten.
“Door vooral jongeren meer de ruimte te geven om zichzelf te presenteren. Geef ze het gevoel dat je ze accepteert, en geeft ze de kans om hun eigen leven vorm te geven. Dat is geen gemakkelijke opgave, want veel jongeren zijn gevoelig voor de oemma.”
“De wat?” Felix kijkt hem vragend aan.
“De oemma. Dat is een lotsverbondenheid tussen moslims. De achterliggende idee is dat als een moslim lijdt, de hele gemeenschap dan ook lijdt. De profeet Mohammed vergeleek de oemma met een lichaam; als een deel van je lichaam pijn doet, lijdt het hele lichaam mee. En er wordt nogal wat geleden onder de moslims op dit moment in Irak, Palestina, Afghanistan, Tsjetsjenië... En al dat leed wordt breed uitgemeten via de media. Vooral jongeren kunnen nog niet goed relativeren en hun machteloosheid zet zich om in woede, waar radicale jihadisten misbruik van maken.”
“Maar ik zie nog steeds niet hoe je dat kunt voorkomen.” Zegt Manon.
“Om te beginnen zou de media eens mèt moslims kunnen gaan praten in plaats van over ze. Dat zou al enorm helpen.” Nishal zet zijn bril wat rechter op zijn neus. “En de scholen hebben natuurlijk een belangrijke rol bij de identiteitsontwikkeling. Breng jongeren het belang van westerse waarden bij, zoals bijvoorbeeld scheiding van kerk en staat, en baseer het islamonderwijs op de grondwet in plaats de sharia. Verder speelt de moskee een prominente rol. Heel belangrijk is bijvoorbeeld dat imams in West-Europa worden opgeleid want dan kan vanuit de eigen cultuur gepredikt worden dat het fundamentalisme een foute interpretatie van de islam is. Wist je dat er imams zijn die hun leerlingen de koran in het Arabisch uit het hoofd laten leren? Daar kun je als jongere toch niks mee?” Hij kijkt Manon vragend aan.
“Nee.” Manon streelt met haar vinger over het kopje van het bronzen hondje dat in een klein straatdecortje op de grafzerk staat. Tu nous manques staat er op.
“Verder moet de politiek eens leren dat ze zich zo min mogelijk moeten bemoeien met de islam. Dat doen we toch ook niet met de kerk? Waarom mogen moslima’s geen hoofddoekje op achter een publieke balie als ze goed functioneren? Moslims moeten, net als christenen, worden afgerekend op eigen initiatief, prestatie en loyaliteit, niet op hun uiterlijk.”
“Val die mensen daar toch niet mee lastig.” Nishal’s blonde vrouw staat ineens achter haar man en knikt hen toe. Er is geen spoortje herkenning in haar blik zichtbaar. “Sorry, hoor.”
“Dat zijn Manon en Freek.” Nishal glimlacht vermoeid. “Die zaten toen tegenover ons bij dat museumdiner.”
“Oh, ja!” De vrouw veinst nu herkenning.
“Ze zijn bij Bennie geweest in New York.” Nishal’s donkere ogen glimlachen achter zijn bril. “Hij was erg te spreken over jullie. Bennie krijgt niet vaak bezoekers uit Nederland,” hij kijkt naar zijn vrouw, “en hij drong er op aan dat wij nu ook eens zouden komen.”
“Dan ga je maar lekker alleen.” De vrouw strijkt met een wuft gebaar door haar blonde haar. “Ik ga nooit meer vliegen.”

Gepubliceerd: 31-07-07. Vond plaats op: 31-07-05. Tags:  asielbeleid en integratie ; beeldende kunst ; discriminatie, racisme en anti-semitisme ; Egypte ; Groot-Brittannië ; islam ; terrorisme ;