“Wat is het heet, hè?” Manon veegt met haar hand langs haar voorhoofd en kijkt naar de tenten die lusteloos als uitgedroogde theezakjes tussen de andere kampeerspullen op het gras liggen.
“Ik vind het wel lekker.” Felix ligt met zijn ogen dicht naast haar. Zijn donkerrode krullen zijn samengebonden in een staartje. “We zitten hier toch heerlijk, zo onder die beuken?”
“Maar goed dat we niet naar Parijs zijn gegaan.” Pauline kijkt op uit de krant. “Daar schijnt het pas echt heet te zijn. Het drinkwater is op rantsoen en duizenden mensen zijn al bezweken aan de hitte. De ziekenhuizen schijnen overvol te zijn en er zijn zelfs wachttijden voor begrafenissen.”
“Wat natuurlijk ook weer problemen geeft, want hoe hou je die lijken koel?”
“Precies. Airco’s en koelkasten draaien al op volle toeren en het is nog maar de vraag hoe lang de energiecentrales dat vol kunnen houden. Het schijnt dat de kerncentrales al op halve kracht draaien omdat het rivierwater, dat de centrale moet koelen, te warm is.”
“Van mij mag het wel een beetje afkoelen.” Klaagt Manon. Niemand reageert, alleen Bobbe kijkt haar even aan, om vervolgens haar blik weer te fixeren op de opgewekte rij luid gakkende ganzen, die de stilte op het kalme water verstoren. “Verder nog nieuws?”
“Herinner je je nog die bomaanslag op die twee discotheken in Bali?” Pauline kijkt Manon over de rand van haar zonnebril aan.
“De bommengooier van Bali.” Manon knikt. “Een paar honderd doden, toch?”
“Tweehonderd. Hij heeft de doodstraf gekregen.”
“Goed zo.” Felix knikt goedkeurend. “Opgeruimd staat netjes.”
“Niks goed zo.” Zegt Pauline fel. “Dit is de mooiste straf die hij krijgen kon. Moet je die blije kop zien.” Ze vouwt de krant en laat een foto zien van een in het wit geklede Aziatische man die zijn vuist als teken van overwinning samenbalt. Zijn gezicht straalt. “Hij gaat nu direct door naar de hemel waar hij als beloning zeven maagden tot zijn beschikking krijgt. Mooier kan toch niet?”
“Zal dat dan even tegenvallen als hij merkt dat hij straks in de hel komt.” Felix lacht.
Pauline bladert een pagina terug in de krant. “En de terminator heeft zich als Republikeinse kandidaat gesteld voor het gouverneurschap in Californië.”
“Dat meen je niet.” Manon fronst haar wenkbrauwen. “Schwarzenegger?”
“Hij wordt hier al de Governator genoemd.” Pauline grinnikt.
“Wat bezielt zo’n man om de politiek in te gaan? Hij doet het toch goed als filmster, waarom is hij daar niet gewoon tevreden mee?” Manon duwt met haar voet zachtjes tegen Bobbe’s rug. “Het zullen wel sterallures zijn.”
“Ik weet het niet.” Felix kijkt bedenkelijk. “Hij wilde dit al heel lang. Iets van vijftien jaar geleden heeft hij al laten weten ambities in deze richting te hebben, maar toen was hij er nog niet klaar voor. Zijn vrouw, een democratische Kennedy overigens, zou hem ervan weerhouden hebben. Vorig jaar had hij het weer over en nu is het dan zover. Hij heeft er een goed moment voor uitgekozen, ik kan niet anders zeggen. Ik vraag ik me ten zeerste af of de Californiërs wel wisten wat ze deden met hun recall.”
“Wat is dat?” Wil Manon weten.
“Een recall is het recht van de Californiërs om vervroegde gouverneursverkiezingen af te dwingen. Ze zijn het niet eens met het beleid van Gray David, hun huidige gouverneur. Die heeft er ook wel een zootje van gemaakt, ze kampen met een enorm begrotingstekort.”
“En Schwarzenegger denkt dat hij dat wel kan oplossen?” Manon trekt haar wenkbrauwen op. “Dan zal hij toch moeten bezuinigen en de belastingen moeten verhogen. Eens kijken of hij dan nog zo populair is.”
“Dat doet hij niet.” leest Pauline. “Hij heeft al beloofd om ze juist te verlagen.”
“Dan ben ik helemaal benieuwd hoe hij dat tekort gaat wegwerken.”
“Eerst nog maar eens zien dat hij gekozen wordt.” zegt Felix.
“Volgens mij maakt hij niet eens zo’n slechte kans.” Pauline kijkt weer in de krant. “Als je ziet wie de andere serieze kandidaten zijn: een of ander pornosterretje en nog een enkele nietszeggende politicus.”
“Dus Arnold gaat wel winnen?”
“Het zou me verbazen als hij niet zou winnen.”
“Nou ja, misschien kan hij met zijn terminatoire eigenschappen nog goed werk doen.” Manon strekt haar armen en kijkt omhoog. De zacht ritselende blaadjes filteren het felle zonlicht en vormen een gelaagd plafond dat uit talloze groentinten bestaat. “Er zitten niet alleen in Bali terroristen.”
“En er is een paard gekloond in Italië.” Pauline slaat een wesp van de krant weg. “Ze hebben een eicel genomen uit de eierstok van een geslacht paard, die leeg gemaakt en gevuld met een huidcel van haar kloonmoeder. Daaruit is een embryo gegroeid die ze weer hebben teruggeplaatst in een draagmoeder.”
“Je zou dus kunnen zeggen dat die kloon het tweelingzusje van haar moeder is.” Manon knikt bedachtzaam. “Van dat geslachte paard. Fascinerend.”
“Ik vind het maar onnatuurlijk!”
“Waarom nou weer onnatuurlijk? Het is toch juist de natuur die ons de kennis heeft gegeven om tot dit soort fantastische ontwikkelingen te komen. Moet je je voorstellen dat je straks een kloon van jezelf kan laten maken.” Manon kijkt haar vriendin opgewonden aan.
“Bewaar me!” Zegt Felix ontzet. “Aan één Manon heb ik mijn handen vol.”
“Ik vind het maar een eng idee.” Zegt Pauline afwijzend. “Gevaarlijk ook. Het neigt naar übermenschen en we hebben uit de geschiedenis toch wel kunnen leren wat er dan gebeurt.”
“Ach kom nou, dat is toch heel wat anders!” Manon kijkt naar de ganzen die langzaam als een witte streep in de verte verdwijnen. Ze zwaait naar de korte, gedrongen gestalte van Jan-Willem, die langs het water komt aanlopen. Zijn blonde haar glanst in het zonlicht. Hij legt zijn wijsvinger op zijn lippen en sluipt naar Pauline toe. Manon steekt haar duim omhoog en zegt tegen Pauline: “Wat is er nou voor griezeligs aan? Het zijn maar klompjes cellen. Niets meer dan een stap in een proces waar we al tientallen jaren mee bezig zijn. Waarom zouden we dan nu ineens aan de rem trekken?”
“Omdat het ethisch niet verantwoord is.”
“Waarom kan een genetisch gemanipuleerde tomaat of een gekloond schaap wel?”
“Die Dolly had voor mij ook niet gehoeven. “Getverdegetver!” Pauline schiet overeind als er iets kouds op haar blote benen landt. Haar gezicht klaart op als ze het ijsje ziet. “Yes! Een vraatzucht.”
“Wat is een vraatzucht?” Manon pakt een ijsje van Jan-Willem aan.
”Dat zijn nieuwe ijsjes van Ola. Een soort magnums. Gebaseerd op de zeven hoofdzonden.”
“Zijn dat die ijsjes die Unilever gratis heeft uitgedeeld in dee kerk?” Felix scheurt het papiertje van zijn ijsje.
“Ja, na een paar preken over de hoofdzonden.” Jan-Willem knikt. “Ze hadden helaas alleen vraatzuchten in dit gat.”
Manon neemt voorzichtig een hapje. “Lekker, zeg. Het maakt me wel nieuwsgierig naar de andere hoofdzonden. Lust, jaloezie, wraakzucht...”
“Hebzucht.” Zegt Jan-Willem.
“Luiheid.” Pauline strekt zich uit. “Dan is er nog één.”
Zwijgend likken ze van hun vraatzucht.
“Klonen?” Felix lacht.
“Dat is denk ik voor de kerk wel een hoofdzonde.” Jan-Willem knikt. “Maar die mag ik helaas niet goed rekenen.”
“We hadden net een kleine discussie over klonen.” Vertelt Manon. “Pauline las in de krant dat er een paard gekloond is.”
“Als het waar is.” Jan-Willem is kritisch.
“Waarom zou het niet waar zijn? We hebben toch ook Dolly gehad?”
“Ik herinner me nog die hele heisa van een half jaar geleden van die eerste gekloonde baby.”
“Baby Eve.” Felix knikt. “Spannend was dat.”
“Maar het was alleen maar gebaseerd op geruchten. Niemand wist wie de moeder was en waar het kind geboren is en er zijn geen resultaten van DNA-onderzoek bekend gemaakt.”
“Heb ik iets gemist?” Manon likt genietend aan haar ijsje. “Ik kan me daar niets van herinneren.”
“Eve zou vorig jaar op Tweede Kerstdag geboren zijn ergens buiten de Verenigde Staten.” Vertelt Jan-Willem. “Haar moeder zou lid zijn van de Raëlian-sekte, die al langer aan een menselijke kloon werkt. Het zijn volgelingen van de profeet Raël, een of andere gesjochte Fransoos, die beweert dat hij ontmoetingen met buitenaardse wezens heeft gehad, die hem op het kloonspoor hebben gezet.”
“Nou ja!” Pauline kijkt hem lachend aan. “Het moet toch niet veel gekker worden.”
“Ze hebben anders wel een bestand van 2000 mensen die zich willen laten klonen.”
“Een kloon.” Manon proeft het woord op haar tong. “Dat lijkt me ook wel wat.”
“Het kost wel tweehonderdduizend euro.” Zegt Jan-Willem.
“Waarom zo duur?” Zegt Manon teleurgesteld. “Zo moeilijk kan het toch niet zijn? Je neemt een huidcel en stopt die in een leeggemaakte eicel. Terugplaatsen in de kloonmoeder en klaar is kees.”
“Zo simpel is het niet. Het klonen van zoogdieren is ongelooflijk ingewikkeld en het succespercentage is erg laag. Veel miskramen, en als het al lukt dan hebben de kloontjes veel geboorteafwijkingen, vergroeiingen aan het skelet, hart- en longproblemen en misvormde organen om maar eens wat te noemen. Die Dolly is de enige die uit het experiment met iets van tweehonderdvijftig embryo’s voortgekomen is, dus het lijkt me erg onwaarschijnlijk dat het klonen van mensen makkelijker zou gaan. Clonaid, dat is het bedrijf dat Eve geschapen heeft, beweert dat er uit tien experimenten nu al, ik meen, drie gezonde klonen zijn geboren.”
“Wij hebben er toch ook een?” Zegt Felix. “Bij een lesbisch stel?”
“Dat zeggen ze.” Jan-Willem snuift. “Maar er is geen enkel bewijs want de moeders willen geen DNA-test laten doen. Ze willen natuurlijk niet ontmaskerd worden.”
“Ze hebben wel de schijn tegen zich.” Beaamt Manon. “Maar misschien zijn ze ook bang omdat klonen in de meeste landen verboden is.”
“Dat helpt waarschijnlijk niet.”
“Toch denk ik niet dat je het op de lange termijn tegen kunt houden. De wetenschap gaat door met haar experimenten. De kennis is er en als je het verbiedt gebeurt het ondergronds, bij dit soort rare sektes, en dan heb je er helemaal geen controle meer over.”
“En het blijft krom.” Stemt Felix met haar in. “Wèl dieren klonen en geen mensen.”
“Ook dat.” Manon knikt. “Toch jammer dat het zo duur is, anders zou ik het best wel willen proberen.”
“Jij?” Pauline lacht. “Dan heb je wel een kind, en dat wil je niet.”
“Dat is waar.” Manon fronst haar wenkbrauwen.
“En een kind met een grote kans op ernstige lichamelijke afwijkingen.” Vult Jan-Willem aan. “Dat is een hoop gezeur, hoor.”
“Dan maar niet.” Manon wuift met haar hand. “Maar het blijft een leuk idee, een kopie van jezelf. Met een paar kleine wijzigingetjes in het DNA misschien.”
“Ik weet het.” Pauline steekt haar vinger op en kijkt Manon beschuldigend aan.
“Wat?”
“IJdelheid!” Zegt ze triomfantelijk. “De zevende hoofdzonde.”