Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 102: Over nationalistische orgieën en incompetente bejaarden  »
 
Manon en Felix zijn met Pauline en Jan-Willem op het strand. Manon ergert zich aan de nationalistische voetbalorgie en is het niet met Jan-Willem eens dat voetbal cultuur is. Pauline is ontzet als Manon vertelt dat haar dure bronwater hetzelfde water is dat in Utrecht uit de kraan komt. Felix vraagt zich af waarom het Nederlandse leidingwater (...)

“Hadden jullie niet naar Portugal gewild?” Jan-Willem houdt de krant omhoog.
“Ik moet er niet aan denken. Tussen dat volk zeker!” Manon kijkt naar de foto op de voorpagina. In oranje gehulde dronken voetbalsupporters zwaaien laveloos in de camera. Op de achtergrond het voetbalstadion van de Draak in Porto. “Dertig graden en zoveel bier, dat kan niet goed gaan.”
“Leuk, toch.” Zegt Pauline. “Dat zijn nog eens vaderlandslievende mensen.”
“Vaderlandslievend.” Manon kijkt haar geringschattend aan. “Het is een pure orgie van nationalisme.”
“Ach, voor deze keer mag dat best want we spelen tegen Duitsland. Dat blijft toch een beetje een mini-oorlogje.”
“Daar hebben die jonge voetballers toch geen weet meer van.”
“Maar onder de supporters leeft nog wel degelijk Duitserhaat.” Zegt Jan-Willem. “Aangewakkerd door de media natuurlijk. Ik ben trouwens wel benieuwd wat de eindstand gaat worden.”
“Dat lijkt me helder.” Manon doet alsof ze diep nadenkt. “Eens kijken... We hebben vijfendertig keer tegen de Duitsers gespeeld sinds 1910. De Duitsers wonnen 13 keer en de Nederlanders 10 keer, de rest was gelijk spel. Doelsaldo 69-60 voor de Duitsers. Nederland is dus weer aan de beurt, dus...” ze doet nogmaals of ze even diep nadenkt, “laten we zeggen 3-1 voor Nederland.”
“Ik dacht dat jij geen interesse had in voetbal!” Jan-Willem kijkt haar met open mond aan.
“Wie heeft er geen interesse in voetbal?” Felix ploft in de stoel tussen hen in.
“Manon.” Zegt Jan-Willem. "Althans, dat dacht ik. Maar ze heeft hele statistieken in haar hoofd over de wedstrijden Duitsland-Nederland.”
“Oh, dat weer.” Felix lacht. “Dat is het ook het enige dat ze weet. Vraag haar maar eens of ze weet wie Pelé is.”
“Wie is Pelé?” Vraagt Jan-Willem.
“Een voetballer.” Gokt Manon.
“Ja, maar welk land?” Jan-Willem kijkt haar streng aan.
“Italië?”
“Je hebt gelijk, Felix. Als je niet weet wie Pelé is, weet je niets van voetbal.”
“Van welk land is die Pelé dan?”
“Brazilië natuurlijk. Het is de beroemdste voetballer van Brazilië.”
“Ik dacht dat dat Maradonna was.”
“Weer mis.” Jan-Willem kreunt zachtjes. “Dat is een Argentijn, Manon.”
“Whatever.” Manon haalt haar schouders op. "Voetbal interesseert me niet en je schaamt je toch dood om een Nederlander te zijn als je die oranje hooligans ziet.”
“Dat zie je helemaal verkeerd.” Pauline schudt haar hoofd. “Voetbal is een van de belangrijkste cultuuruitingen van deze tijd.”
“Begin jij nou ook al! Cultuur!" Zegt Manon schamper. "Het moet toch niet veel gekker worden. Voetbal is dan misschien cultuur, maar dan wel een hele lage.”
“Waarom zou voetbal zoveel minder zijn dan kunst?” Wil Jan-Willem weten. “Het spreekt een veel breder publiek aan. Ik durf te wedden dat meer mensen de naam Cruijff kennen dan Karel Appel of Harry Mulisch. Noem waar ook ter wereld de naam van Kluivert, Davids of Neeskens en je ziet een begrijpende lach. De hele wereld weet waar je het over hebt.”
“Net als die Pelé van jou zeker.” Manon geeft hem een speelse stomp tegen zijn arm.
“In Zuid-Amerika denken ze met nostalgie terug aan de Nederlandse topvoetbalteams van de jaren zeventig, ze noemen ze de naranja mécanica.” Jan-Willem wrijft in zijn handen. “Het is toch prachtig dat je als Hollander gewaardeerd wordt puur vanwege de vermaarde voetbalkwaliteiten van Cruijff.”
“Ik vind het triest.” Manon schudt meewarig haar hoofd.
“Zullen we nog wat te drinken bestellen?”
Jan Willem wenkt het dunne meisje dat in een bevallige houding bij het tafeltje naast hen staat. Het is Pop in een hoog opgesneden korte broek en een bikinibovenstukje.
“Zeg het maar.” Dan ziet ze Manon en Bobbe en er glijdt een blik van herkenning over haar gezicht. “Hee, jullie weer. Hoe gaat het?”
“Goed. Heb je al een hond?”
“Nee, Rick doet zo moeilijk.” Zegt Pop pruilend. “Maar volgens mij is het een kwestie van tijd.” Ze gaat op haar hurken zitten bij Bobbe die naast Manon’s stoel ligt. Haar rechtopstaande kuifje werpt een kartelvormige schaduw op het zand, aan weerszijden afgebakend door de driehoekige vorm van de oortjes. "Hee, meissie." Bobbe kijkt haar aan, haar oogjes enigszins toegeknepen door de zon. "Kan ze al
nieuwe kunstjes."
"Jazeker. Let op." Manon roept Bobbe en heft haar hand omhoog. Bobbe gaat staan. Manon vormt haar hand om tot een pistool, richt op het hondje en zegt: "pang".
Bobbe laat zich direct voor dood op haar zij vallen. Alleen het puntje van haar staart beweegt een beetje en haar oogjes kijken Manon afwachtend aan. "Braaf." Manon aait haar over haar kopje.
“Geweldig.” Pop klapt in haar handen. “Een echt circushondje. Ik heb pas gelezen over een hond in Duitsland die wel 200 woorden kent voor allerlei dingetjes die hij kan ophalen. Kan zij dat ook?"
"Tweehonderd niet. Ik ben wel met haar aan het oefenen en ze kent er nu een stuk of acht. Als ik die voorwerpen weggooi kan zij ze keurig terug brengen.”
"Eens kijkt of ze dit kan." Pop pakt een bierviltje op en gooit het weg. “Bierviltje!” Roept ze naar Bobbe, die haar niet-begrijpend aankijkt.
“Zo werkt dat natuurlijk niet. Je moet het woord eerst een paar keer herhalen en het viltje voor haar neus houden. Dan kun je proberen om het te laten apporteren. Je moet er ook altijd het woord apport bij gebruiken, anders weet ze niet wat ze er mee moet.”
Pop staat op, pakt het bierviltje uit het zand en houdt het voor Bobbe’s neus. “Bierviltje.” Zegt ze. “Bobbe, bierviltje.” Bobbe snuffelt eraan. “Bobbe, apport bierviltje.” Met een ferme zwaai gooit ze het viltje van zich af. Bobbe loopt er aarzelend achteraan.
“Apport bierviltje.” Moedigt Manon haar aan. “Apport, Bobbe.”
Voorzichtig zet Bobbe haar tanden in het bierviltje en brengt het naar Manon, die haar uitbundig prijst. “Zo werkt dat dus, maar de truck is om de woorden te blijven herhalen.”
Jan-Willem kucht ongeduldig en wijst op de glazen. “Kunnen we nog een rondje bestellen?”
“Doe mij maar cappuccino.” Zegt Manon. “Met een glaasje water erbij.”
“We hebben Sourcy, is dat okay?”
“Nee, gewoon kraanwater. Zonder bubbels.”
“Eigenlijk doen we dat niet...” Pop aarzelt even. “Voor deze keer dan. Niet tegen Rick zeggen, hoor.” Ze loopt heupwiegend weg om de bestelling te halen met Jan-Willem’s blik aan haar achterste gekleefd.
“Hallo!” Pauline zwaait met haar hand voor zijn ogen. “Hier ben ik.”
“Sourcy.” Felix snuift minachtend. “Die heeft vast de Keuringsdienst van Waarde niet gezien. In de laatste aflevering gingen ze op zoek naar de bron van het bronwater. En wat blijkt nu? Sourcy is gewoon hetzelfde water als het Utrechtse kraanwater.”
“Dat meen je niet.” Pauline kijkt hem verbaasd aan. “Zeiden ze ook nog wat over Bar-le-Duc? Dat drink ik altijd.”
“Hetzelfde." Zegt Felix. “Die bron van Bar-le-Duc ligt helemaal niet in de Ardennen zoals je zou verwachten, maar in Utrecht. Ze boren in dezelfde laag als het waterleidingbedrijf. Wetenschappers hebben het bronwater in een laboratorium vergeleken met het Utrechtse leidingwater en er zitten inderdaad precies dezelfde mineralen in.”
"Wat erg.” Zegt Pauline ontgoocheld. “Al dat geld dat ik altijd voor die pakken betaald heb.”
“Daar kun je dan nu mee stoppen.” Jan-Willem staat op. “Ik ga even naar de wc.”
“Neem geld mee.” Manon gooit hem een vijftig cent stuk toe. “Je moet hier betalen voor de plee.”
“Ontroerende foto, hè?” Pauline pakt de krant en wijst op een foto van Nancy Reagan die een met de Amerikaanse vlag bedekte kist kust waarin haar man ligt opgebaard. “Dat mens heeft toch ook heel wat meegemaakt met die man. Hij kwam altijd wel sympathiek over.”
“Dat zei Manon ook al.” Zegt Felix met een zuur gezicht. “Het was een onnozele bejaarde die politiek volkomen incompetent was. Het beetje kennis dat hij had kwam uit Readers Digest. Wat moet je in hemelsnaam met een president die niet gelooft dat aids bestaat?"
“Maar hij was anders wel populair.”
“Voor de camera kwam hij goed over.” Geeft Felix toe. "Maar hij is wel degene die de kloof tussen arm en rijk in Amerika enorm verbreed heeft. Dankzij hem liep het Amerikaanse begrotingstekort zo hoog op dat ze er tien jaar voor nodig hebben gehad om het hoofd weer een beetje boven water te krijgen.”
“Dat zal allemaal wel,” zegt Pauline dromerig, “maar hij was zo knap.”
“Je bent vreselijk.” Felix pakt de krant en gaat zitten lezen.
“Heb jij de doop van Amalia nog gezien?” Vraagt Manon.
“Ja, jij niet?”
“Helemaal vergeten.”
“Het was erg leuk.”
“Is ze nog zo lelijk?” Manon herinnert zich nog de eerste beelden van het grimmige gezichtje van het kleine prinsesje.
“Nee, ze is enorm opgeknapt. Ze heeft een gezellige bos met haar en het hielp natuurlijk ook dat ze die prachtige doopjurk van haar vader aan had, die met die sleep van twee meter. Dat was nog niet makkelijk voor Laurentien, want die moest haar dragen.”
“Was die foute opa er nog bij?” Felix houdt de krant even opzij.
“Hij huilde.” Pauline knikt tevreden.
“Zeker om al die arme kindertjes in Argentinië die zonder vader en moeder zijn achtergebleven.” Felix schudt misprijzend zijn hoofd.
“Daar wordt niet meer over gesproken volgens mij. Zorregieta kwam zo gezellig samen met Bea de kerk in. Wist je trouwens dat Amalia gedoopt is met water uit de Jordaan?”
“Water uit de Jordaan?” Manon fronst haar wenkbrauwen. “Is ons Utrechtse Bar-le-Duc niet goed genoeg voor haar?”
“Blijkbaar niet. Jezus is ook met Jordaanwater gedoopt en een Nederlandse kroonprinses gaat toch zeker niet voor minder?”
“Over mijn hoofd heeft ordinair Hollands kraanwater gestroomd.” Zegt Manon. “Althans, dat denk ik. Ik zal het voor de zekerheid eens aan mijn ouders vragen, maar ik kan me niet voorstellen dat mijn vader Jordaanwater heeft laten invliegen.”
“Ben jij gedoopt?” vraagt Pauline verbaasd.
“Jazeker.”
“Nou ja, baadt het niet dan schaadt het niet.” Zegt Pauline. “Waarom doen ze het eigenlijk?”
“Dopen? Daardoor word je lid van de kerk. Met de doop word je gereinigd van alle zonden die je daarvoor begaan hebt. De apostel Paulus heeft ooit gezegd dat de mensen die door de doop kort onder water verdwijnen als het ware even dood zijn. Door dan weer boven te komen verrijs je uit de dood. Mooi toch?”
“Ik vind het niet meer van deze tijd." Zegt Pauline bedenkelijk. "Bovendien kan ik me dat nog wel voorstellen bij volwassenen die gezondigd hebben, maar bij kinderen?"
“Er zijn nog steeds evangelische groeperingen die om die reden de kinderdoop afwijzen." Erkent Manon. "Die babydoop is er volgens mij op een gegeven moment ingeslopen omdat die de erfzonde van je af wast.”
“Baby’s hebben toch geen erfzonde?”
“Dat had je gedroomd. Iedereen wordt geboren met erfzonde. Volgens de kerk althans. En aangezien je daarmee niet in de hemel kan komen moest je zo vroeg mogelijk gedoopt worden. Zeker vroeger, toen de kindersterfte nog zo hoog was.”
“Ook treurig voor die baby’s die net daarvoor dood gingen.” Pauline slaakt een diepe zucht.
“Daar hadden de katholieken een oplossing voor.” Felix steekt vanachter de krant triomfantelijk zijn wijsvinger omhoog. “Die hebben de nooddoop uitgevonden. Die was voor kinderen die kort na de geboorte dreigden dood te gaan. Vroedvrouwen leerden nooddopen tijdens hun opleiding want het hoefde niet perse door een geestelijke uitgevoerd te worden.”
“Jij bent in ieder geval vrij van je erfzonde, Manon.” Pauline neemt een slokje bier.
“En haar chakra’s zijn ook nog eens voor honderd procent open, dus er kan ook geen zonde meer bijkomen.” Felix lacht. "Over Manon hoef je je geen zorgen meer te maken."

Gepubliceerd: 14-06-06. Vond plaats op: 14-06-04. Tags:  christendom ; fauna ; koninklijk huis ; politiek buitenland ; Verenigde Staten ; voeding ; voetbal ;