Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 182: Over wapperende soutanes en waardeloze huwelijkssouvenirs   »
 
Manon en Fadona staan in de rij bij het Mauritshuis. Ze raken in gesprek met een echtbaar dat in Rome is geweest om de laatste eer aan de paus te bewijzen. De vrouw maakt zich kwaad over het feit dat het konkinklijk huis niet aanwezig was bij de plechtigheid terwijl Charles er zijn huwelijk zelfs voor heeft uitgesteld.

“Dat ik dat nog eens mag mee maken.” Verzucht Manon, terwijl ze naar de lange rij voor de ingang van het Maurtishuis kijkt. “In de rij voor een museum in je eigen stad.”
“Zouden al die mensen voor die tentoonstelling van Gijsbrechts komen?” Fadona kijkt met lichte teleurstelling naar de mensen voor hen. “Dat is toch helemaal niet zo’n bekende schilder?”
“Maar wel heel bijzonder.” De man die voor hen in de rij staat draait zich naar hen om. “Het is fantastisch hoe deze man je met zijn schilderkunst op het verkeerde been zet. Het is de tweede keer al dat wij naar Bedrogen Ogen gaan, hè Marja?” Hij trekt aan de arm van de roodharige vrouw die naast hem staat.
“Hè, wat?” Marja draait zich ook om. Ze heeft een mager gezicht, met lichtgroene, fanatieke ogen.
“Ik zei tegen deze mensen dat de tentoonstelling zo goed is dat wij al voor de tweede keer gaan.”
“Het is heel apart.” Marja knikt. “Soms zie je absoluut niet wat geschilderd is en wat niet. Je moet echt drie keer kijken voor je weet je wat je ziet.”
“Voordat je dènkt dat je weet wat je ziet.” Verbetert de man haar. “Want echt weten doe je het niet.”
“Nee, dan zou je het moeten kunnen aanraken en dat mag niet. Het meest bijzondere vond ik dat werk waar de achterkant van een schilderij geschilderd is. Je ziet de spijkertjes van het spieraam, wat zwarte vegen en een etiket.”
“Klinkt spannend.” Zegt Manon. “Pure conceptuele kunst avant la lettre. En dat in het Mauritshuis.”
“En er staan niet eens Audi’s tusen de kunstwerken.” De man glimlacht.
“Audi’s?” Fadona kijkt de man niet begrijpend aan. “Dat zijn toch auto’s?”
“Het Stedelijk Museum in Amsterdam is bezig met een sponosoringprogramma.” Helpt Manon haar vriendin.” Ze voeren nu gesprekken met Audi om te kijken wat er mogelijk is.”
“Dat is toch prachtig.” Zegt Fadona. “Als ze daardoor meer middelen hebben om leuke dingen te doen.”
“Maar ze willen anders wel zeshonderd vierkante meter showroom in het museum om auto’s neer te zetten omringd door Duitse kunst.” Zegt de man humeurig.
“Nee, dat wilde Audi een aantal jaar geleden.” Manon schudt haar hoofd. “Maar dat heeft Rudi Fuchs afgeblazen omdat ze toen ook inspraak wilden in de programmering van het museum. Wat ik heb begrepen is dat ze nu een vetorecht krijgen als een bepaalde tentoonstelling niet past bij de bedrijfsdoelstelling. Het is dan niet zo dat de tentoonstelling verboden wordt, maar Audi kan dan besluiten om niet mee te betalen.”
“Dat lijkt me toch geen onredelijk voorstel.” Zegt Fadona. “Maar wat zit er dan achter?”
“Een Audi-zaal.” Zegt de man cynisch. “En vast overal bordjes. Het is toch van de gekke dat die museumdirecteuren hun oren moeten laten hangen naar het bedrijfsleven? Kunst en cultuur stimuleren is een taak voor de overheid.”
“Zo is het jaren geweest.” Oppert Fadona voorzichtig. “Maar je ziet dat de overheid zich op meer en meer gebieden terug trekt en de markt zijn werk laat doen. Mijn vriendin hier...” ze legt haar hand op Manon’s arm, “heeft een kennis die in het Moma in New York werkt. Daar schijnt sponsoring erg goed te werken.”
“Daar hangt de hal vol met borden van sponsors van het museum.” De man schudt minachtend zijn hoofd
“Hoe komt u daar nou bij?” Manon kijkt hem verbaasd aan. “Er hangt er niet een. Er hangt wel ergens een glazen plaat met de namen van de founders, maar dat is heel subtiel gedaan. En bij ieder kunstwerk staat in een heel klein font aangegeven op welke wijze het in het bezit van het museum is gekomen. Het Moma vind ik juist een goed voorbeeld van hoe kunst zonder overheidsinmenging gedragen kan worden door bedrijven en privé-personen die dat belangrijk vinden en zich er verantwoordelijk voor voelen. En het museumbeleid is losgekoppeld van alle sponsoractiviteiten, de donateurs hebben op geen enkele wijze inspraak in de programmering.”
“Ik benieuwd of het Stedelijk zoiets voor elkaar kan krijgen.” De man snuift minachtend. “Het kan natuurlijk niet zo zijn dat het bedrijfsleven een museum domineert dat ook met publieke middelen gefinancierd wordt.”
“Bijzondere tentoonstellingen worden toch nu ook al vaak gesponsord?” Zegt Fadona. “Volgens mij heb ik ook wel eens de naam van Van der Ende gezien in het Stedelijk en een of andere bank. Ik heb er niet zoveel problemen mee, hoor. Als je daardoor toch een mooie tentoonstelling kunt krijgen. Deze met die ogen zal ook wel op een of andere manier gesponsord zijn.” Ze kijkt op haar horloge. “Als het nog lang duurt hebben we er trouwens helemaal geen tijd meer voor. We hadden een paar minuten eerder moeten komen.” Ze wijst op twee witte touringcars die net wegrijden. “Er zijn net twee bussen Japanners gelost.”
“Ach, dit is een rijtje van niks.” Zegt de man. “Wij hebben woensdag in Rome elf uur in de rij gestaan om afscheid te nemen van de paus.”
“En dan hadden wij nog geluk gehad.” Vult Marja aan. “Sommigen hebben wel twintig uur moeten wachten. Maar het was dik de moeite waard. Ik had het voor geen goud willen missen. Hij lag er zo vredig en vriendelijk bij.”
“Dat ben ik dus helemaal niet met je eens.” Zegt de man. “Je kon juist zien dat hij erg geleden moet hebben de laatste uren van zijn leven. Ze hadden hem ook heel zwaar en streng opgemaakt. Zoals hij daar lag, in vol ornaat met zijn rode mantel aan en zijn witte mijter op, had ik het gevoel dat hij zo overeind kon gaan zitten om vermanend een vinger naar me op te steken. Ik wilde eigenlijk wel even voelen of hij wel echt dood was, maar daar was natuurlijk geen sprake van, want je mocht niet eens stoppen.”
“De rij.” Fadona wijst naar de rij voor hen, waar een flink gat is gevallen. Ze sluiten weer netjes aan. “Zijn jullie ook naar de begrafenis geweest?”
“Ja, natuurlijk, we waren er toch.” Marja draait zich weer om. “Het was heel indrukwekkend. We stonden jammer genoeg niet vooraan, maar op grote schermen was het wel goed te volgen. Kardinaal Ratzinger heeft een prachtige afscheidsmis voorgedragen.”
“Ik vond al die kardinalen met die wapperende soutanes zo mooi.” Zegt Fadona. “En die simpele houten kist op dat enorme plein was ronduit ontroerend.”
“Het was ook een bescheiden man.” Zegt de vrouw tevreden.
“Bescheiden?” Manon lacht schamper. “Een ambitieuze politieke acteur was het die zijn parochianen via de media bestuurde.”
“Hij kon het toch niet helpen dat hij zo populair was.” De lichtgroene ogen kijken Manon verwijtend aan. “Hij had zijn tijd nou eenmaal mee.”
“Ik vind anders...”
“Doorlopen!” Fadona knikt vriendelijk naar het opnieuw ontstane gat in de rij voor hen. Ze fluistert Manon toe: “Laat die mensen toch, die hebben duidelijk genoten.”
“Hij heeft een mooie plek gekregen, hè?” Zegt Manon daarom vergoelijkend. Haar oog valt op een stuk muur waarop namen staan van kleurrijke, overleden stadsfiguren.
“In de Vaticaanse grot, vlakbij Petrus.” Beaamt de man. “Hij wilde niet bijgezet worden boven de grond en ze zeggen dat ze speciaal grond uit Polen hebben laten komen om hem daarin te kunnen begraven.”
“En we hebben prins Charles nog gezien.” Zegt Marja. “Goh, wat een lelijke man is dat toch. En in het echt valt dat niet mee.”
“Maar hij was er wel.” Zegt de man. “Dat kan je van onze prins of koningin niet zeggen. Charles heeft er zelfs zijn huwelijk een dag voor uitgesteld.”
“Helemaal in stijl.” Marja glundert. “Vorige week moest hij al diep door het stof om zich tegenover Camilla’s ex te verontschuldigen voor zijn overspel. Na alle problemen en misverstanden die die twee op hun weg hebben gehad zou het raar zijn geweest als hun huwelijk zonder slag of stoot zomaar door zou kunnen gaan. Maar het is vlekkeloos verlopen, ik kan niet anders zeggen.”
“Maar wel een enorme strop voor de verkopers van de huwelijkssouvenirs.” Zegt Fadona. “Al die bekers en t-shirtjes hebben nu allemaal een verkeerde datum.”
“Ik vind het belachelijk dat Charles daar naar toe is gegaan!” Laat Manon zich ontvallen. “Als belangrijk lid van het koninklijk huis ga je toch niet naar de begrafenis van een kerkvorst! Laten we in godsnaam kerk en staat gescheiden houden.”
“Maar Beatrix stoot miljoenen Nederlanders voor het hoofd door niet te gaan.” Meent de man. “En bovendien, alle belangrijke staatshoofden waren er. Zelfs Bush was er.”
“Dat moeten zij weten.” Manon haalt haar schouders op. “Trouwens, Balkenende is toch geweest? Daarmee heeft deze paus al een zwaardere afgevaardigde gekregen dan zijn voorgangers, want toen waren alleen de minister van Buitenlandse zaken en de ambassadeur geweest. Nu hadden ze in ieder geval nog de premier. Nee, ik vind het heel verstandig van Trix dat ze dit besluit heeft genomen.”
“Volgens mij zit ze er een beetje doorheen met al die plichtmatige bezoekjes.” Probeert Fadona een andere wending aan het gesprek te geven. “Ze was ook niet bij het huwelijk van Prins Charles.”
“Ze was niet uitgenodigd.” Weet de man. “Constantijn en Laurentien waren gevraagd. Dat paste ook wel meer bij de sfeer van het huwelijk. Het was best een eenvoudige bruiloft, voor koninklijke begrippen althans.”
“Ze zag er zo gelukkig uit.” Marja’s felle ogen lijken iets zachter te worden. “Ik hoop echt voor die twee dat dit een nieuw begin voor hen is na die akelige tijd.”
“En ook voor het Vaticaan.” Kan Manon niet nalaten te zeggen. “Dat er maar een nieuwe, frisse wind mag gaan waaien die de conservatieve adem van Johannes Paulus II zo spoedig mogelijk verjaagt.”

Gepubliceerd: 10-04-07. Vond plaats op: 10-04-05. Tags:  beeldende kunst ; christendom ; Groot-Brittannië ; koninklijk huis ; kunstsponsoring ;