Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 95: Over collectief genot en etnische slachtingen  »
 
Manon praat met Leny en Teun over het collectieve genieten wat tegenwoordig zo in is. Leny vindt dat de mensen niet meer kunnen relativeren. Ze gruwen van de beelden van de vier verminkte Amerikaanse lijken terwijl ze hun schouders ophalen over de genocide die in Rwanda heeft plaats gevonden tien jaar geleden. Manon weet er niet veel van en (...)

“Hoe was het?” Leny giet water in het koffiezetapparaat.
“Het was nog erger dan ik me had voorgesteld.” Manon gaat op de tafel zitten in het kleine keukentje van de Stichting.
“Hoe kwam je daar eigenlijk terecht?”
“Met collega’s van Felix." Manon trekt haar gezicht in mineur. "Die vonden het geweldig.”
“Wat was er geweldig?” Teun komt binnenlopen. “Is er al koffie?”
“Hij loopt.” Leny wijst op het koffiezetapparaat, dat heftig aan het pruttelen is. “Manon is bij Mama Mia geweest, je weet wel, die musical op de muziek van Abba.”
“Oh." Teun kijkt Manon verbaasd aan. "En, was dat zo geweldig?”
“Helemaal niet. Het is volkomen overbodig en zonde van je tijd. En muzikaal was het zo vlak als een overreden deur. Wat je ook van de muziek van Abba vindt, het zit best goed in elkaar, maar dit was echt een aanfluiting. En dan zo’n slap verhaaltje over een dochter die er achter komt mogelijk drie vaders te hebben die ze dan stiekem op haar bruiloft uitnodigt.” Manon snuift misprijzend. “Hadden ze nou nog maar het verhaal van Abba gebruikt, de opgang en ondergang enzo, dat was misschien nog wel interessant geweest.”
“Had je wel Simone Kleinsma?” vraagt Leny.
“Gelukkig wel, die kan ten minste nog behoorlijk zingen. Dat kon je ook niet van alle andere acteurs zeggen. Maar de zaal lag plat, hoor. Je zou bijna kunnen spreken van massahysterie.”
“Nee, dat noem je geen massasysterie,” Teun pakt de krant van de tafel en gaat naast Manon zitten. “Dat heet collectief genieten. We kijken collectief naar Idols, we lopen collectief achter Pim Fortuyn aan en als Joop van de Ende bedenkt dat we musicals moeten zien gaan we daar met zijn allen braaf naar toe.”
“Mensen vinden het nu eenmaal heerlijk als hen verteld wordt wat ze moeten doen, wat ze moeten vinden en hoe ze zich moeten gedragen." Zegt Leny berustend. "Kijk goed hoe je buurman het doet en vooral niet te veel nadenken. Daar raak je alleen maar van in de war.”
“Soms denk ik wel eens dat het heel fijn is om zo te zijn.” Zegt Teun. “Een lekker rustig leventje met een prachtig eind in de hemel, want daar geloof je dan natuurlijk ook in als je dat verteld is.”
“Ja, wie is er nu eigenlijk gek?” Manon kijkt hem vragend aan. “Wij maken ons druk om dierenleed, milieu en zinloze oorlogen. Het is toch veel makkelijker om ons aan te sluiten bij het gemeenschappelijke gerouw om een stokoude prinses die na een prachtig leven de geest heeft gegeven. Eén collectieve huilbui en de lucht is weer geklaard. Op naar de volgende aflevering van Idols.”
“Soms vraag ik me af of mensen nog wel kunnen relativeren.” Leny loopt naar het koffiezetapparaat om te kijken of het water goed door het filter loopt. “De mensen raken helemaal overstuur van de beelden van vier verminkte Amerikaanse lijken die door een woedende Iraakse menigte worden voortgesleept. Iedereen heeft het erover en natuurlijk is het heel rot hoe die mensen om het leven zijn gekomen, maar je hoort niemand over het feit dat vandaag precies tien jaar geleden in Rwanda een genocide heeft plaats gevonden waarbij in drie maanden tijd bijna een miljoen Rwandezen op gruwelijke wijze zijn afgeslacht. Ik zag daar gisterenavond een documentaire over en geloof me, daar word je heel stil van. Ik kan me niet herinneren dat men zich daar toen zo druk over maakte.”
“Ik heb het gezien.” Teun knikt. “Ik heb daar destijds ook niet zo bij stilgestaan. Er zijn nog nooit zoveel mensen in korte tijd vermoord. Iets van 9000 per dag.”
“Was dat die burgeroorlog waarbij de Tutsi’s de Hutu’s uitgemoord hebben?” vraagt Manon voorzichtig. Ze heeft de bewuste documentaire niet gezien. "Of de Hutu’s de Tutsi’s, dat weet ik nooit.”
“De Hutu’s hebben de Tutsi’s uitgemoord.” zegt Teun.
“Volgens de Tutsi’s." Leny pakt drie mokken uit het keukenkastje. "Dat is althans hun werkelijkheid. Dat is de officiële versie van de geschiedenis die door hen op schrift is gesteld. Maar dat de Hutu’s de daders waren en de Tutsi’s de slachtoffers is wel erg zwart-wit gesteld. Het lag veel genuanceerder.”
“Wou je zeggen dat ze geen slachtoffer waren?” Teun trekt zijn wenkbrauwen op.
“Natuurlijk waren de Tutsi’s de slachtoffers, maar er zijn ook heel veel gematigde Hutu’s over de kling gejaagd.” Leny reikt hen een mok koffie aan. “En uiteindelijk zijn het de Tutsi’s zelf geweest die de lont in het kruidvat ontstoken hebben.”
“Hoe dan?” Manon scheurt een pakje melkmoeder open boven haar koffie.
“Ze verdenken de huidige Tutsi-president ervan dat hij indertijd bevel heeft gegeven om het vliegtuig met de toenmalige Hutu-president neer te schieten. Dat was het signaal voor de Hutu’s om de slachting te beginnen.”
“De Hutu’s hadden het anders wel heel goed voorbereid.” merkt Teun op. “Ze waren al maanden daarvoor bezig om wapens te kopen met internationale hulpgelden. Ze hadden zelfs al een radiostation in de lucht gebracht om de mensen op te hitsen en giftige propaganda tegen de Tutsi’s te verspreiden."
“Hoe dan ook. Het is een bijzonder trieste gebeurtenis.” Leny kijkt naar de foto op de voorpagina van de krant die op Teun’s schoot ligt waarop een militair is te zien die een wit gebouwtje in wil lopen. De muren zijn pokdalig van de schietgaten. “Buren die elkaar afslachten, ooms die hun neefjes het hoofd afhakken, mannen die hun vrouwen een kogel door het hoofd jagen... Het is toch onvoorstelbaar!”
“Hebben we dat zomaar laten gebeuren?” Manon schaamt zich een beetje dat ze er zo weinig van weet. “En de VN dan? Die zaten daar toch ook?”
“De VN?” Teun lacht schamper. “Na dat zogenaamde vredesverdrag tussen de Hutu’s en de Tutsi’s in 1993 hadden ze nog maar een handjevol slecht getrainde soldaten achtergelaten en toen de eerste doden vielen namen die direct de benen. Een VN-commandant vertelde gisteren in die documentaire dat hij die hele genocide had zien aankomen en dat hij had gesmeekt om meer militairen naar Rwanda te sturen, maar volgens Amerika was Rwanda geen zaak van nationaal belang.”
“Als het om Afrika gaat meten we met twee maten.” Leny’s stem klinkt bitter. “Afrika is ver van ons bed en als er geen economische belangen mee gemoeid zijn knijpen we liever maar een oogje dicht. Het zal de meeste mensen worst wezen wat die zwartjes in Afrika met elkaar doen.”
“En België of Frankrijk dan?” Manon schudt haar hoofd. "Konden die niks doen? Die hebben daar toch een verleden?”
“Frankrijk heeft geholpen." zegt Teun schamper. "Die hebben hebben het Hutu-leger bewapend en getraind. Ook toen het moorden al lang bezig was hebben die de Hutu-regering nog gesteund. En de Belgen...” hij kijkt naar de foto in de krant, “die waren zo’n beetje als eerste weg nadat er tien van de vierhonderd blauwhelmen waren gesneuveld.”
“De Belgen hebben indirect ook bijgedragen aan een razendsnelle etnische zuivering,” zegt Leny, “want die hebben indertijd identiteitsbewijzen ingevoerd waarop stond of je een Hutu of een Tutsi was. Qua uiterlijk verschillen ze namelijk niet of nauwelijks van elkaar. Ze wonen al eeuwenlang samen en ze spreken ook dezelfde taal. Daarom is het echt onvoorstelbaar dat zoveel Hutu’s aan het moorden zijn geslagen.”
“Dat waren in de meeste gevallen boertjes van het platteland die niet konden lezen en schrijven." zegt Teun. "Via die radiozender werd hen een verdraaide werkelijkheid voorgehouden, namelijk dat ze werden aangevallen door de Tutsi en dat ze zich met hand en tand moesten verdedigen. Het was moorden of vermoord worden.”
Hij staart somber in zijn koffie. "En we leren er niets van. Het zou morgen zo weer zou kunnen gebeuren, en weer zouden we ons dan van die arme drommels afwenden en later onze excuses aanbieden. Daarom vind ik ook dat we met zijn allen de mensen in Irak moeten blijven steunen. Dat niet straks de shi’ieten de sunnieten gaan uitmoorden, zoals nu in Rwanda de Tutsi’s zich weer bloedig wreken op de Hutu’s.”
“In Irak hadden we nooit mee moeten doen.” Zegt Leny. “Er was niet eens een mandaat van de Veiligheidsraad.”
“Hadden we Saddam dan maar zijn gang moeten laten gaan? Daar waren ook etnische zuiveringen aan de gang.” Teun kijkt haar fel aan. “Wat dacht je van al die Koerden die met chemische wapens zijn uitgeroeid? En denk je dat die nu geen wraak willen nemen op de Sunnieten?”
“Dat is een hele andere situatie.” Werpt Leny tegen. “Als het alleen om die Koerden ging hadden de Amerikanen absoluut niet ingegrepen. Die chemische wapens zijn alleen maar als excuus gebruikt, ik geloof er niets van dat die vermeende fabrieken bestaan. Ze hebben nog steeds niets gevonden.”
“Hij heeft ze zeker gehad. Dat heeft hij bij de uitroeiing van de Koerden wel laten zien." Teun staat op en steekt zijn hand op naar een man die in de deuropening staat. "Ik kom, Bart.”
"Het is dat het zo’n schatje is," Leny kijkt naar Teun’s verdwijnende rug, maar soms wordt ik zo moe van hem."
"Hij was ook zo overstuur van die verminkte Amerikanen waar jij het over had." bekent Manon.
"Hoe zou het toch komen dat dat soort dingen de mensen zo aanspreekt?" vraagt Leny zich af.
“Ik denk doordat wij ons daarmee het meest kunnen identificeren. Het was een Amerikaan, een westerling. Wij hadden het zelf kunnen zijn, of in ieder geval een familielid of kennis of een kennis van een kennis. Dat spreekt toch veel meer tot de verbeelding dan een Tutsi die in een ver vreemd land de keel wordt doorgesneden. Het werkt in feite niet anders als de hysterie rondom Idols, ook daar hadden wij zelf, een familielid, een kennis of een kennis van een kennis op het podium kunnen staan.”
“Zou dat het zijn?” Leny loopt naar het aanrecht.
“Ik denk het.” Manon kijkt naar het flatgebouw aan de overkant waarachter zich een donkere lucht samentrekt. “Een ongeluk in het buitenland wordt een ramp zodra er een Nederlander bij om het leven is gekomen. Als er in Rwanda indertijd Nederlanders waren vermoord, hadden we er vast veel meer over gehoord en er schande over gesproken.”
“Ik weet het niet. Ik denk dat mensen zo murw worden gemaakt door films en de media dat ze op een gegeven moment feit en fictie niet meer van elkaar kunnen onderscheiden en dus ook niet weten waar ze zich nog druk over moeten maken.” Leny schenkt zichzelf nog een kop koffie in uit de zilvergrijze thermoskan. “Ik heb gelezen dat tien procent van de Britten gelooft dat Hitler nooit bestaan heeft.”
“Dat meen je niet!” Manon staat op en houdt haar mok bij.
“En vijftig procent van de Britten gaat er van uit dat koning Arthur echt bestaan heeft.”
“Is dat dan niet zo?” Vraagt Manon onzeker.
“Nee, joh. Dat was een legendarische figuur.” Leny lacht. “En ze geloven dat Robin Hood een legendarische figuur was.”
“En dat was hij niet, begrijp ik?”
“Manon!” Leny schudt misprijzend haar hoofd. “Zie je wel! Dat komt door al die films. Mensen weten totaal geen onderscheid meer te maken tussen de werkelijkheid en een fabeltje. Een historische film wordt net zo gepresenteerd als een niet-historische, Schindler’s list of Robin Hood. Wie ziet het verschil?”
“En wat maakt het uit.” Manon haalt haar schouders op.
“Hallo.” Er staat een donkere jongen met een vlassig baardje in de deuropening. Hij kijkt hen aarzelend aan.
“Wie zoek je?” vraagt Leny.
“Ben jij Manon Thielemans?”
“Nee,” Leny wijst op Manon, “dan moet je haar hebben.”
“Ik moest dit bij jou afgeven.” De jongen houdt een wit plastic tasje omhoog.
“Dit is nog even jouw werkelijkheid, Manon.” Leny duwt haar een kop koffie in haar handen en knikt naar de deur.

Gepubliceerd: 07-04-06. Vond plaats op: 07-04-04. Tags:  genocide ; Irak ; muziek ; oorlog ; Rwanda ; Verenigde Naties ;