Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 82: Over deprimerende fototentoonstellingen en bemande ruimtevluchten  »
 
Manon en Fadona zijn in de wijkbibliotheek op de opening van de tentoonstelling van Habi, een vriend van Fadona. Ze ontmoeten er Guus en zijn broer Mark. Mark is kritisch over de ambitieuze plannen van de Amerikaanse president om bemande ruimtevluchten naar Mars te maken.

“Ik vraag je hierbij dringend of je mij er voor wilt behoeden dat ik in dit soort ruimtes ga exposeren.” Sist Manon in Fadona’s oor. Ze staan voor een paar bruine schermen in de wijkbibliotheek waarop liefdeloos tientallen foto’s geprikt zijn. Zwart-wit en kleur met als thema de wijk in relatie tot Marokko. Overal hangen Marokkaanse posters, er liggen Marokkaanse boeken uitgestald op tafeltjes en in een hoekje zit een grove mevrouw Marokkaanse hapjes te maken. Op de achtergrond houdt een medewerker van de Marokkaanse ambassade in gebroken Nederlands een saai openingspraatje.
“Dan verklaar ik nu tentoonstelling voor open.” Het praatje is voorbij en de mensen verdringen zich voor de panelen. Manon en Fadona gaan aan de grote leestafel zitten naast een vrouwtje met zwart geverfd haar boven een grimmig, uitgedroogd gezichtje. Ze wijst op het kopje koffie en het plakje cake voor haar en lacht wat bruine stompjes bloot. “Dat hebben we hier normaal niet.”
“Het is ook een speciale gelegenheid.” Zegt Manon.
“Die tentoonstelling kan me verder gestolen worden.” Het vrouwtje wuift met haar hand. “Ik wacht op de kunstenaar. Misschien is hij ook wel alleen en kan ik hem strikken.”
“Habi?” Fadona schiet in de lach. “Die is getrouwd, dus doet u geen moeite.”
“Jammer!” Het vrouwtje giechelt. “Ik heb vanochtend de bons gekregen. Voor de zoveelste keer.” Ze kijkt hen afwachtend aan. “Hij was veel jonger dan ik, moet u weten.”
“Tja.” Zegt Manon, het is sterker dan haarzelf. Fadona stoot met haar knie tegen Manon’s knie om haar tot zwijgen te manen. Manon trekt een natuurblaadje naar zich toe. Sluimerende winterwereld staat in rood gedrukt boven een grafische ogende natuurfoto. De dunne lijnen van de lichte rietstengels worden doorsneden door hun donkere spiegelbeeld in het ijsblauwe water. Ze strijkt erover met haar vinger. “Deze heb ik gemaakt.”
“Wat leuk!” Fadona trekt het blaadje naar zich toe. “Goed, zeg. Dat betekent dat je weer een beetje aan het werk bent?”
Manon knikt met ingehouden trots.
“Ik zou ook wel fotograaf willen zijn...” het vrouwtje kijkt naar de foto op de cover en slaakt een diepe zucht, “maar mijn vriend fotografeert. Hij heeft echt talent, hoor.”
“En u had de bons gekregen.”
“Nou ja, mijn ex-vriend dan.”
Ze zwijgen.
“Althans, ik vind dat hij talent heeft.”
“Kijk daar staat Habi.” Fadona stoot Manon aan.
“Is dat hem? Die donkere man?” Het vrouwtje heeft hun blik gevolgd. “Dat is een buitenlander.” Zegt ze teleurgesteld. “Die hoef ik niet.”
“Hé, Guus is er ook.” Manon herkent de camelkleurige jas. “Kun je hem eindelijk eens ontmoeten.”
“Is dat die man die de bons heeft gekregen?” Fadona staat op. “Misschien is het wel wat voor mij.”
“Begin jij nou ook al?” Manon lacht. “Probeer het, zou ik zeggen.”
“Manon, wat ontzettend leuk om jou hier te treffen.” Guus omhelst haar en duwt daarna een lange, slanke man met donkere krullen naar voren. “Dit is nou Mark, mijn kleine broertje.”
“Mark, wat leuk om jou te ontmoeten.” Manon geeft hem een hand. “Ik heb al zoveel over je gehoord.”
“En ik over jou.” Mark lacht en kijkt nieuwsgierig over haar schouder naar Fadona.
“Dit is Fadona.” Manon schuift haar vriendin naar voren.
“Ik ben dus Mark.” Hij geeft haar een hand. “De broer van Guus.”
“Guus ken ik ook nog niet.” Fadona lacht koket naar Guus, die zich voorover buigt en haar een handkus geeft. “Enchantée, madame.”
“Mademoiselle.” Verbetert Manon hem. “Zijn jullie hier voor de tentoonstelling?”
“Nee, ik moest een boek terug brengen.” Guus kijkt om zich heen. “Maar, dat had ik beter op een ander moment kunnen doen. Wat een drukte.”
“De fotograaf is een kennis van Fadona,” zegt Manon verontschuldigend, “anders waren we hier ook niet geweest.”
“Een waardeloze plek om te exposeren.” Guus schudt zijn hoofd.
“Dus jij bent degene van wie ik indirect zoveel leer over buitenaardse planeten.” Manon kijkt Mark verrukt aan. “Volgens mij heb jij heel spannend werk.”
“Ik werk dan wel bij de ESA, maar ik ben gewoon wetenschappelijk medewerker, hoor.” Mark glimlacht bescheiden. “En ik zit ook gewoon in een kantoor aan een bureau. Niks geen spannende ruimtereizen of zo.”
“Je doet toch iets met Mars?”
“Dat is mijn onderzoeksterrein, ja.”
“Mars is hot.” Fadona kijkt hem geïnteresseerd aan. “Bush heeft aangekondigd dat hij daar bemande ruimtereisjes naar toe wil laten maken. Op de maan moet een spectaculair ruimtestation komen waar je direct voor Mars kunt inschepen. Dat lijkt met wel wat.”
“Bush kan zoveel zeggen.” Mark lacht schamper. “Die probeert volgens mij gewoon wat positieve aandacht te krijgen met de op handen zijnde verkiezingen. Zijn vader kwam in 1989 al met hetzelfde plan. Nu zijn we vijfentwintig jaar verder en amper iets opgeschoten. Ik zie het de eerste decennia ook nog niet gebeuren want de techniek voor een dergelijke verre bemande ruimtevlucht is nog niet eens uitgevonden. De eisen die gesteld worden aan de voortstuwingstechniek zijn heel anders als die voor een MER.”
“En dat is al vreselijk moeilijk.” Zegt Guus droog.
“Wat is een MER?” Wil Manon weten.
“Dat is zo’n robotwagentje zoals de Spirit...”
“Of zoals de Beagle...” Guus geeft Manon een knipoog.
“Of zoals de Beagle, ja.” Mark werpt zijn broer een vernietigende blik toe. “MER is een algemene naam voor dat soort wagentjes en staat voor Mars Exploration Rover. Ze zijn uitgerust met zeer geavanceerde apparatuur die het Marsoppervlak en de Marsatmosfeer kan onderzoeken.”
“Lopen die wagentjes op batterijen?” Fadona hangt aan zijn lippen.
“Nee, ze hebben zonnepaneeltjes waarmee ze ongeveer 140 watt per dag ontvangen. Per Marsdag dan. Dat zijn langere dagen dan wij hier hebben. Hij kan zo’n beetje veertig meter per dag afleggen. Dat betekent dat in de periode dat hij leeft zich ongeveer een kilometer van het platform kan verwijderen.”
“Gaat-ie dood dan?”
“Dood is niet het juiste woord.” Mark kijkt haar vertederd aan. “Na een maand of drie zullen de zonnepanelen steeds minder effectief kunnen werken omdat ze onder het stof raken en omdat de zon steeds lager aan de hemel zal gaan staan. Als het daar winter wordt zal hij bevriezen.”
“Wat sneu.” In Fadona’s stem klinkt gemeend medelijden door.
“Gaat hij nou ook op zoek naar een teken van leven?” Wil Manon weten.
“Nee, daar was onze Beagle voor ontworpen. Deze zijn voornamelijk voor geologisch onderzoek. Ze moeten met name op zoek naar water. De NASA heeft daarom ook die krater als landingsplek uitgekozen omdat ze vermoeden dat zich daar een opgedroogde watervlakte bevindt. Met behulp van speciale apparatuur kan de bodem onderzocht worden op ijzerverbindingen, want die zijn er nogal wat.”
“Oh ja, daardoor heeft Mars ook zo’n mooie rode kleur.”
“Op basis daarvan kunnen ze dat dan in verband brengen met water omdat sommige ijzerverbindingen alleen maar kunnen ontstaan in een reactie met water.”
“Maar ze weten toch al dat er vroeger water over het Marsoppervlak gestroomd heeft?”
“Daar zijn de meningen over verdeeld. We denken van wel, maar we weten nog niet precies in welke vorm. Er is al ontdekt dat er vlak onder het oppervlak ijsvlaktes liggen en dat er waterdamp uit de atmosfeer verdwijnt. Sommigen denken dat het een soort overstromingen waren over het bevroren oppervlak, maar anderen zijn ervan overtuigd dat Mars vroeger warm genoeg was voor rivieren en meren. Nu is het in ieder geval kurkdroog.
“En ijskoud.” Fadona wrijft in haar handen. “Mensen kunnen daar toch nooit overleven? Maar stel dat we dat even buiten beschouwing laten, zijn er behalve technische nog andere problemen die je tegen komt bij bemande ruimtevluchten?”
“Hij moet in ieder geval goed kunnen landen.” Guus grinnikt en stoot Manon even aan.
“Bijvoorbeeld. Maar je moet ook denken aan bevoorradingsproblemen en banale zaken als het hergebruik van kooldioxine, urine en ontlasting... Ja, wat dacht je?” Zegt Mark als hij Fadona’s vertrokken mond ziet, “Zo’n vlucht duurt een maand of zes, dat kun je niet in septic tankjes opslaan. En lichamelijk en psychologisch is zo’n lange reis natuurlijk ook ontzettend zwaar.”
“Ach, Bush kan het toch niet betalen.” Zegt Manon. “Voorlopig zit hij met een staatsschuld van honderden miljarden en dit lijkt me toch niet een projectje wat je er zomaar voor de lol bij kan doen.”
“Negenhonderd miljard dollar gaat het ongeveer kosten.”
“Alsjeblieft. Waar wil hij dat van gaan betalen?”
“Hij wil bezuinigen op de space shuttles. Over een jaar of vijf moeten die het museum in als het Internationale Ruimtestation klaar is.”
“Kan hij het daarmee financieren?” Vraagt Fadona ongelovig.
“Nee, natuurlijk niet. Dat zijn natuurlijk allemaal verkiezingspraatjes. Hoogstens tien à elf miljard dollar. Het Congres heeft hij als zoethoudertje wijs gemaakt dat er niet meer dan een miljard dollar nodig is voor vijf jaar.”
“Pikken ze dat?”
“Die negenhonderd miljard komt uit de begroting van de experts. Die van Bush ziet er heel anders uit.” Mark lacht. “Die heeft zijn eigen werkelijkheid. Maar ik hoop dat hij gelijk heeft, want dat is natuurlijk veel spannender. Wij hebben zelf ook een plan ontwikkeld om mensen naar Mars te sturen, maar die planning ziet er heel wat realistischer uit.”
“Kunnen jullie niet samenwerken met de NASA?”
“Als we dit plan ooit willen realiseren zal dat wel moeten.” Mark lacht. “Ik heb dorst. Willen jullie ook iets drinken?”
“Ik loop wel even mee.” Fadona knipoogt naar Manon.
“Hoe gaat-ie verder?” Vraagt Manon aan Guus, als Mark en Fadona naar de tafel met de drankjes verdwenen zijn.
“Matig. Ik heb Go gisteren gezien en ik kreeg zo’n enorme schok. Ik kon haar ook niet aanspreken en ben vlug doorgelopen. Gelukkig was ze zonder die man.”
‘Heb je hem al gezien?”
“Nee, en het is maar goed dat ik die man niet ken, want als hij voor mijn auto kwam, zou ik flink gas geven.” Guus krijgt een verbeten trek om zijn mond. “Ik neem Go niets kwalijk, maar hem wel.”
“Dat begrijp ik niet. Die man,” Manon noemt bewust Adriaan’s naam niet, “kan er toch niets aan doen? Wat had hij dan moeten doen, de boot af houden? Kom op, Guus, dat is toch ook niet realistisch?”
Guus kijkt haar onzeker aan.
“Bovendien denk ik dat het niet anders was gelopen wat Go betreft.”
“Daar denk ik dus anders over. Ik denk dat Go wel duidelijk heeft ingezien dat ik echt van haar hou en wil veranderen. Maar het was te laat omdat die man met open armen klaar stond.” Hij kijkt naar de grond. “Een vriend van mij heeft een jaar geleden precies hetzelfde doorgemaakt en die vertelde dat het leek of de aarde zich onder hem uiteen scheurde. Hij dacht dat hij nooit meer gelukkig zou worden.”
“En?”
“Hij realiseert zich nu dat hij eigenlijk beter af is.”
“Ik denk dat jij er over een jaar ook heel anders tegenaan kijkt. Wie weet vind je over een poosje wel een hele leuke vrouw.”
“Ik ben vorige week naar dansles geweest.”
“En?”
“De dames stonden voor me in de rij want ik kan natuurlijk behoorlijk dansen. Mooie vrouwen, maar ze waren wel allemaal rond de vijftig.”
“Dat kan ook zijn voordelen hebben.” Manon glimlacht. “Die willen geen kinderen meer. Maar ja, dan moet je weer uitkijken dat je straks niet met een trits kleinkinderen zit.”

Gepubliceerd: 17-01-06. Vond plaats op: 17-01-04. Tags:  politiek buitenland ; ruimtevaart ; Verenigde Staten ;