Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 72: Over moralistische zedenprekers en verwerpelijke satire  »
 
Manon en Godelieve raken tijdens de opening van een tentoonstelling in gesprek met Robin, een van de deelnemende kunstenaars. Er hangt een spotprent van hem en ze bediscussiëren de functie van satire naar aanleiding van het feit dat Balkenende zich heeft uitgesproken tegen recente imitaties van het koninklijk huis op tv en in het theater.

“Wat vind je daar nou van?” Vraagt de langharige man naast Manon. Ze kent hem vaag van gezicht, het is vermoedelijk een van de deelnemende kunstenaars. Ze kijkt naar de paar kladblokblaadjes die met plakband op de muur zijn bevestigd. Hier en daar een tekeningetje, er hangen wat bonnetjes bij en een paar onscherpe foto’s. Wat haar betreft het dieptepunt van de tentoonstelling.
“Ik vind het kut met peren.” Gelukkig is hij haar voor. “En ik begrijp niet dat jullie daar subsidie voor geven.”
“Persoonlijk begrijp ik de beweegredenen van de commissie ook niet altijd,” Manon probeert haar woorden zorgvuldig te formuleren, “maar ik weet wel dat ze heel secuur te werk gaan. Bovendien zie je hier slechts een fragment van het gehele oeuvre.”
“Lulkoek!” De man haalt minachtend zijn schouders op “Alles wat hij maakt is bagger.”
Manon weet niet goed wat ze hier op moet antwoorden en kijkt zoekend rond. Haar oog valt op Godelieve die bij de hapjes staat. Ze knikt naar de man. “Even wat te drinken halen.”
“Hoi, Manon!” Godelieve kust haar op haar wang. “Ik had je al zien staan bij die zeikerd.”
“Hij is erg negatief.”
“Dat is Robin altijd.”
“Maar nu heeft hij misschien wel een beetje gelijk.”
“Het is niet veel soeps deze keer.” Beaamt Godelieve. Ze kijkt om zich heen. “Alleen die tekening van Balkenende met de koningin, die is erg leuk.”
“Heb ik nog niet gezien. Waar hangt die?”
“Kom maar mee.” Godelieve trekt haar mee naar een slecht uitgelichte hoek in de ruimte. Er hangt een houtskoolschets van een grote dikke vrouw met het hoofd van Beatrix erop. Ze heeft een dikke sigaar in haar mond en houdt een enorme rookworst voor de neus van een teckel waarvan de kop vervangen is door het hoofd van Balkenende. “Gaaf, hè?”
“Niet slecht...” Manon bestudeert de tekening. “Maar het is een spotprent.
“Nou en?”
“Dat past toch niet op deze tentoonstelling?”
“Waarom niet? Het gaat toch over actuele interventie?”
“Je mag bij dit soort tentoonstellingen toch minstens wel verwachten dat het over autonome hedendaagse kunst gaat.”
“Vind je dit geen kunst dan?” De langharige man staat weer naast haar.
“Het is een illustratie.” Zegt Manon korzelig.
“So?” Hij kijkt liefdevol naar de tekening en strijkt met zijn hand een pluisje van de lijst.
“Is dit van jou, Robin?” Godelieve kijkt hem verrast aan. “Ik wist niet dat jij dit soort dingen maakte.”
“Sinds kort. Dit soort spul loopt hartstikke goed. Deze is zelfs verkocht aan het Arnhems Dagblad.”
“En gepubliceerd?” vraagt Godelieve.
“Dat ook nog.”
“Het is wel majesteitsschennis.” Zegt Manon.
“Majesteitsschennis?” Robin kijkt haar argwanend aan. “Wat is dat nou weer voor kul?”
“Dit...” Manon wijst op de tekening, “is een belediging van Beatrix. Ze kunnen je er voor opsluiten.”
“Laat ze maar komen.” Robin stroopt zijn mouwen op. “Ik lust ze rauw. Ik maak wat ik wil en ik zeg wat ik wil. Niemand houdt me tegen. En zeker niet dit soort zalvende, hypocriete kwezeltjes.” Hij wijst op het hoofd van Balkenende. “Om zijn bazinnetje te behagen heeft hij zich nu op de satire over het koningshuis geworpen, alleen maar omdat hij de afgelopen tijd te vaak tegen de stoelpoten op Huis ten Bosch heeft gepist. Anders zou het hem ook geen reet interesseren.”
“Hij heeft wat goed te maken.” Godelieve glimlacht. “De manier waarop hij haar met die hele Mabel-gate heeft laten vallen is natuurlijk niet netjes.”
“En vergeet dat andere prinsesje niet.” Robin neemt een slokje van zijn rode wijn en spoelt het zichtbaar van de ene wang naar de andere. “Die Margarita, daarmee heeft hij het Kabinet van de koningin aan Algemene Zaken verkwanseld. Daar heb ik ook nog een mooie tekening van trouwens. En het is ook niet slim om het ontslag van je regering bij Trix aan te kondigen op de dag nadat haar geliefde begraven is. Lekkere timing... Maar nu heeft hij vast een mooie worst verdiend.”
“Beatrix is er anders helemaal niet blij mee dat hij zo voor haar is opgekomen.” Zegt Manon. “Ze heeft nooit over satire geklaagd dus ik begrijp absoluut niet waarom Balkenende zijn hoofd in deze strop heeft gestoken. Ze heeft wel gezegd dat ze er niet tegen kan dat er feiten verdraaid worden.”
“Trix moet niet zeuren.” Vindt Robin. “Ze wordt overbetaald om hier en daar een lintje te mogen doorknippen. Het minste wat ze het volk toch zou mogen gunnen is dat we een beetje om haar en haar kleurrijke familie kunnen lachen. Trouwens, ik geloof absoluut niet dat satire zo erg is voor het koninklijk huis.”
“Dat geloof ik ook niet.” Godelieve knikt enthousiast. “Kijk nou naar Egoland... Iedereen heeft het erover. Dat moet toch juist goed zijn voor de Oranjes, het lijken daar net echte mensen.”
“In Engeland is het Britse koningshuis ook ongekend populair geworden door Spitting Image.” Robin’s ogen schitteren. “En wat maakt het uit dat feiten fictie worden, dat is toch juist prachtig.”
“Maar het is voor Beatrix bijna onmogelijk om zich te verdedigen.” Sputtert Manon tegen.
“Ze kan net als iedere Nederlander naar de rechter stappen. Als zij vindt dat ze beledigd is, moet ze dat doen en niet JP voor haar karretje spannen.”
“Dat is natuurlijk domme praat. Ze is nou eenmaal niet zoals ieder ander.”
“Wat heb jij?”
“Manon is Beatrix-fan.” Legt Godelieve uit als ze Robin’s, verbaasde blik ziet. “Dat zit diep.”
“Ik vond je al zo koningsgezind met je majesteitsschennis.”
“Ik ben helemaal niet koningsgezind.” Zegt Manon kregelig. “Van mij mag de monarchie morgen afgeschaft worden. Maar Beatrix mag van mij best president worden Ze zou het hartstikke goed doen.”
“Zìj misschien nog wel,” Robin plukt aan zijn kleine donkere sikje, “maar we willen natuurlijk niet van dit soort toevalstreffers afhankelijk zijn.”
“Ik weet niet of het zoveel uitmaakt.” Godelieve haalt haar schouders op. “Het is toch een soort Russische Roulette met die politiek. Kijk maar naar het Fortuyn-verschijnsel. Zo’n populist komt zo uit het niets bovendrijven. Voor je er erg in hebt staat hij aan het roer en is hij het die bepaalt welke koers we met zijn allen gaan varen. Dat is toch ook doodeng?”
“Maar hij is dan wel democratisch gekozen.”
“Word je daar vrolijk van?” Godelieve kijkt hem minzaam aan. “Neem nou Jan-Peter. Het Nederlandse volk heeft in haar grote wijsheid,” ze kromt haar wijs- en middelvingers in de vorm quotes bij de twee laatste woorden, “besloten hem als haar leidsman te kiezen. En nu zitten we opgescheept met een moralistische zedenpreker die zich uitlaat over zaken waar hij niks mee te maken heeft. Laat hij eerst eens naar zijn eigen asociale beleid kijken. Als er iemand is die de maatschappij onder onze voeten afbreekt is hij het wel.”
“Dat badinerende toontje van hem irriteert me nog het meest.” Zegt Robin. “Tenenkrommend. Dat “de burger”, op zich al zo’n vreselijk denigrerend woord uit de mond van een politicus, werkelijkheid en fictie niet meer uit elkaar kan houden. Mogen we dat alsjeblieft zelf uitmaken? Kijk, daarom zijn dit soort tekeningetjes nou zo belangrijk.” Hij knikt naar zijn eigen werkje. “Je laat mensen op een andere manier kijken naar actuele zaken. Het roept veel discussie op en hoort nou eenmaal bij het publieke leven. Verder relativeert het een beetje en is het is een goede uitlaatklep. Satire is een democratisch verworden goed en daar hebben de dames en heren politici met hun poten van af te blijven.”
Manon kijkt op haar horloge. “Volgens mij gaat Leny zo openen. Ga je mee, Go?”
“Er is toch nooit een praatje?” Godelieve loopt verwonderd mee.
“Ik was hem nu echt zat. Hij stonk uit zijn mond.”
“Ja, dat was niet best. Hij sprak trouwens ook met consumptie.” Godelieve veegt langs haar wang. “Kom, we gaan naar de hapjes.”
Ze stellen zich onopvallend achter het buffet op.
“Lukt het een beetje met je eigen werk?” Godelieve pakt een kaassouffleetje.
“Ja, ik ben weer heel druk aan het fotograferen.” Manon rommelt in haar tas en haalt haar digitale camera eruit. “De prachtige herfstkleuren hebben me blijkbaar geïnspireerd. Kijk,” ze zet de camera aan en houdt het lcd-schermpje voor Godelieve’s neus. “Het is wel klein, maar je kunt het toch wel een beetje zien.”
“Mooi.” Godelieve legt het souffleetje op een servetje, pakt de camera en kijkt naar de herfstfoto. De donkere stammen trekken verticale lijnen tegen de contrasterende geeloranje bladerachtergrond. “Kun je het een beetje combineren met het werk bij de Stichting?”
“Nog wel, maar ik heb het gevoel dat ik er echt weer meer mee wil gaan doen. En dan moet je je hoofd vrij hebben.”
“Ik weet er alles van.” Godelieve pakt het kaassouffleetje weer op. “Ik ben gelukkig ook weer een beetje bezig. En die prop in mijn keel die er de afgelopen weken zat, is nu wel zo’n beetje weg dus ik heb ook weer trek. Ik denk dat ik het ergste gehad heb. Ik slaap alleen nog steeds verschrikkelijk slecht, maar ik neem geen slaaptabletten.”
“Guus was gisteren bij me.” Manon kijkt haar vriendin aarzelend aan.
Godelieve’s kaassouffleetje blijft halverwege in de lucht stilhangen. “Hoe is het met hem?”
“Hij is er echt slecht aan toe. ”
“Pech voor hem.” Godelieve haalt haar schouders op. “Ik ben er heel lang slecht aan toe geweest.”
“Ik vind je wel erg hard.”
“En ik vind het niet eerlijk dat hij mijn steunpilaren uitkiest om bij uit te huilen.” Godelieve’s stem klinkt hoog en schril en ze heeft rode vlekken op haar wangen gekregen. “Jij bent mìjn hulppost, laat hij bij zijn eigen vrienden uithuilen.”
“Ik probeer jullie alleen maar te helpen.” Manon legt een arm om de schouders van haar vriendin. “Ik vind het zo jammer van jullie relatie en ik heb het gevoel dat niet alle liefde bij jou dood is.”
“Jawel.” Godelieve kijkt haar uitdagend aan. “Al mijn liefde voor Guus is verdwenen? Raar, hè?”
Manon zegt niets.
“Ik ben er wel achter gekomen dat liefhebben een gewoonte is. Een soort sleur. En dat het ineens voorbij kan zijn.”
“Ik geloof niet dat mijn liefde voor Felix zomaar voorbij kan zijn.” Manon kijkt haar geschrokken aan.
“Daar kom je dan nog wel achter misschien.”
“Ik raak nog altijd opgewonden als Felix belt dat hij eraan komt.”
“Na vijfentwintig jaar nog steeds?” Godelieve kijkt haar ongelovig aan. “Dat ik dat gevoel voor Guus had, kan ik me niet eens meer herinneren. Nee, ik zou er niet eens rouwig om zijn als ik hem nooit meer zou zien.”
“Wanneer laat je me kennis maken met je nieuwe geliefde?”
“Oh, nee!” Godelieve schrikt. “Het is nog veel te pril. Ik weet nog niet eens of het echt wat wordt. Maar ik ben wel smoorverliefd op hem.”
“Hoe heet hij?”
“Adriaan.” Zegt Godelieve met duidelijke tegenzin. “Helen heeft trouwens ook een nieuwe vriend.”
“Heeft Helen een nieuwe vriend?”
“Zie je wel!” Godelieve kijkt haar opgetogen aan. “Je wist het nog niet. Ik wist dat ik de primeur had. Hij heet Barend.”

Gepubliceerd: 15-11-05. Vond plaats op: 15-11-03. Tags:  koninklijk huis ; media ; monarchie ; politiek binnenland ; vrijheid van meningsuiting ;