Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 157: Over knallende geldverspilling en botsende aardschollen   »
 
Manon en Felix arriveren in de Franse gîte, die ze overnemen van Fadona en Ron. Fadona is hier speciaal voor Caro naar toe gegaan omdat die niet tegen vuurwerk kan. Ron weet als zee-deskundige veel te vertellen over onderzeese aardbevingen en de gevolgen daarvan. Manon is diep bedroefd, want Guus is waarschijnlijk omgekomen bij de ramp.

“Pas op!” Roept Fadona als Manon uit de auto wil stappen, maar het is al te laat. Manon zakt tot haar enkels weg in een dikke laag, kleiachtige modder.
“He, gatverdamme!” Manon kijkt vol afgrijzen naar beneden. Haar schoenen zijn amper nog zichtbaar. “Fé, pas op als je uitstapt.”
“Ik heb je niet voor niets gebeld dat je je rubberlaarzen niet moest vergeten.” Fadona lacht schaapachtig.
“Ik kan mijn schoenen beter uit doen.” Zegt Manon als ze Fadona omhelsd heeft. “Fé, wil je mijn pantoffels vast meenemen? De rest komt straks wel.” Ze bukt zich om haar schoenen uit te doen en zet ze naast de als kleihompen vermomde schoenen van Fadona en Ron.
“Ik zou niet te lang wachten.” Fadona kijkt naar de donker wordende lucht. “Straks is het hier aardedonker. Er zijn wel straatlantaarns, maar je weet nooit wanneer die aan gaan.”
“Eerst even zitten, hoor.” Felix strompelt door de natte klei naar de voordeur.
“Kom verder.” Fadona houdt een deur uitnodigend open. “Hier in de keuken is het lekker warm. In de rest van het huis is het koud, hoor!”
Manon stapt de warme keuken in die in landelijke stijl is ingericht. “Er is toch wel verwarming?” Vraagt ze verschrikt.
“Jawel, elektrisch, maar dat is heel duur. Straks gaan we de haard wel stoken.”
“Het is hier doodstil. Het doet gewoon pijn aan je oren.” Manon bukt zich om Caro te aaien, die op zijn dekentje op de antiek ogende, bruine plavuizen vloer vast ligt te slapen. Zijn witte vacht is grijzig en hard van de aangekoekte klei.
“Zelfs met oud-en nieuw.” Fadona houdt met vragende blik de waterkoker omhoog. “Geen vuurpijl, geen knal, helemaal niets. Dat is een van de redenen dat we hier zitten. Caro is als de dood voor knallen. Bobbe niet?”
“Bobbe ook.” Bekent Manon. “Maar dit jaar was het wel heel extreem. Ze begon op Oudejaarsdag om 10 uur ’s morgens al te hyperventileren. Zo erg dat ik van de dierenarts een kalmeringsmiddel heb gekregen. Een druppeltje van dat spul en ze is de hele dag onder zeil geweest.”
“Ik haat vuurwerk.” Zegt Fadona fel. “Pure milieuverontreinigende, lawaai veroorzakende geldverspilling.”
“En gevaarlijk.” Manon gaat voorzichtig op een van de wankele keukenstoeltjes zitten. “Er gebeuren altijd wel ongelukken. In Argentinië is dit keer een disco in vlammen opgegaan. Een paar jongeren staken vuurwerk af en het dak vatte vlam. Iets van 175 doden, allemaal jonge mensen.”
“Wat erg!” Fadona slaat haar hand voor haar mond. “En zeker weer veel te veel mensen?”
“Drie keer zoveel als toegestaan.” Manon knikt. “En de nooduitgangen waren afgesloten omdat ze bang waren dat mensen illegaal binnen zouden komen.”
“Ik begrijp niet dat ze zoiets gevaarlijks als vuurwerk zomaar verkopen.” Zegt Fadona. “Over van alles en nog wat doen ze verschrikkelijk moeilijk, maar dit mag iedereen zomaar kopen en afsteken. Ik vind dat ze het moeten afschaffen. Dan kan de gemeente toch een mooi vuurwerk organiseren op oudejaarsavond?”
“Politieke zelfmoord.” Felix legt een zak met oliebollen op tafel. “Mensen willen zelf met vuur spelen.”
“Wie wil er met vuur spelen?” Ron komt binnen met een boek in zijn hand met op de cover een vuurspuwende fontein: Living Surface. Manon bespeurt een vage wc-lucht als hij haar begroet.
“En leuk huisje, hè?” Hij gaat zitten en zijn blik valt op het zakje.
“Op het eerste gezicht erg leuk.” Beaamt Manon.
“Hoe staat het eigenlijk met de ramp in Azië?” Fadona zet vier grote Franse kommen op tafel.
“Het wordt steeds erger.” Manon’s gezicht betrekt: “De beelden zijn zo afschuwelijk, ik ben blij dat ik er even van kan ontsnappen. Je ziet hoe ze met shovels in witte lakens gehulde lijken in greppels storten. Er zijn nu al iets van honderddertigduizend doden.”
“Toen ik vrijdag kwam waren het er nog maar honderdduizend.” Zegt Ron, zijn vingers als quotes krommend bij het woordje maar.
“Ron is op Oudejaarsdag gekomen.” Licht Fadona toe. Ze legt de oliebollen op schoteltjes en strooit er wat poedersuiker over. “Hij zou de hele week meegaan, maar door die ramp wilde hij door blijven werken.”
“Ik wilde niet doorwerken, ik moest doorwerken.” Ron kijkt haar humeurig aan.
“Hadden jullie ook iets met die zeebeving van doen?” Manon maakt haar vinger nat en snoept wat poedersuiker van het schoteltje.
“Een aardbeving.” Verbetert Ron haar. “Een onderzeese aardbeving. Indirect hebben wij daar wel mee te maken, ja, omdat na zo’n beving vaak een tsunami ontstaat en daar houden wij ons wel mee bezig.”
“Dan kun jij me vast wel uitleggen wat er nou precies is gebeurd.” Felix kijkt naar het boek met de vuurspuwende vulkaan.
Fadona steekt haar vinger op: “Botsende aardschollen.”
“Juist.” Ron knikt goedkeurend. “Die aardschollen moet je zien als kilometers dikke platen die heel langzaam over een soort stroperige ondergrond glijden. Op die platen liggen de continenten. Die schollen botsen constant tegen elkaar aan en schuiven soms over elkaar heen. Bij Indonesië schuift de Indische plaat onder de plaat van Birma, waar Australië op ligt. Waar de randen van de platen elkaar raken bevindt zich de seismische activititeit. Normaalgesproken levert een onderzeese aardbeving niet veel schade op, het zijn vaak kleine schokjes. Maar dit was een hele zware botsing. In Nederland was het ook voelbaar.”
“Negen.” Felix hapt in een oliebol.
“Ik heb anders niks gevoeld.” Zegt Manon teleurgesteld.
“Dat kun je ook niet echt voelen, maar het is wel gemeten in Zeist.” Zegt Ron. “De grond bewoog vier millimeter. De pech was dat het een zware botsing op een heel ongelukkige plek was. Vlak voor de kust van Sumatra is het namelijk relatief ondiep, maar een kilometer of tien.”
“Dat noem je ondiep?”
“Voor een oceaan is dat niet zo diep.” Legt Ron uit. “Meestal gebeurt zoiets op veel grotere diepte. Een van de twee platen scheurde open over een lengte van bijna duizend kilometer. Moet je je voorstellen, een scheur van hier tot de Middellandse zeekust. Al die samengebalde energie van die crash ging in die verplaatsing van het water zitten en duwde de zee daarboven omhoog.”
“Je zal er maar net boven zitten met je bootje.” Manon huivert.
“Dat is anders nog een van de beste plekken om te zijn als zoiets gebeurt. Op zee merk je er relatief weinig van, hoogstens wat flinke deining. De golf is wel heel lang, maar niet zo hoog. Op zee althans. De energie blijft in de golf zitten en kan zich pas ontladen als de tsunami aan de kust komt, ook al is dat nog zo ver weg.”
“Dus daarom zijn er zelfs in Somalië doden gevallen?”
“Precies. De golf wordt afgeremd waar de zeebodem omhoog komt. Als de tsunami de kust bereikt ontstaat er een kortere golf, die echter nog wel alle kracht van de lange golf in zich heeft, dus hij kan enorm hoog worden, soms wel dertig meter, maar dat hoeft niet altijd. De zeespiegel kan ook ineens enorm snel gaan stijgen door de massa water die weg moet. Het is nog een geluk bij een ongeluk dat bij deze golf het dal de kust het eerst bereikte, een golf heeft namelijk altijd een top en een dal.”
“De terugtrekkende zee.” Felix knikt en hapt in een tweede oliebol. “Maar goed ook, want dan kun je gaan rennen.”
“Meestal heb je een kwartier tot een half uur de tijd vanaf het moment dat het gebeurt en dat heeft veel alerte mensen gered.”
“Maar ook een heleboel niet.” Zegt Manon met trillende stem. Haar gezicht wordt spierwit.
“Wat is er?” Vraagt Fadona verschrikt. Ze kijkt vragend naar Felix.
“Wij missen ook iemand.” Felix legt een arm om Manon’s schouders.
“Wat?” Fadona is verbijsterd. “Wie?”
“En dan zitten wij hier zo luchtigjes over de technische aspecten van die ramp te praten.” Ron kijkt gegeneerd naar zijn theekom.
“Guus.” Zegt Felix. “Die was in Thailand bij Phuket.”
“Guus!” Fadona slaat haar hand voor haar mond. “Maar die ken ik ook. Is hij dood?”
“Dat weten we niet.” Manon kijkt haar met betraande ogen aan. “Hij wordt in ieder geval vermist. Mark was voor de feestdagen naar hem toegegaan en ze zouden samen een weekje aan de kust doorbrengen. Dat was dus Phuket."
“Mark heeft het overleefd en is nu naar hem op zoek.” Neemt Felix het weer van Manon over. “Maar dat valt niet mee. Hij houdt Godelieve op de hoogte.”
“Die is in alle staten natuurlijk." Fadona schudt haar hoofd en bijt op haar lip. "Wat erg!”
“Vroeger speelden vloedgolven altijd een hoofdrol in mijn nachtmerries." Manon strijkt met haar vinger over de tinnen gieter die tot schemerlamp is omgebouwd. "Ik zat dan op een strand met hoge rotsen achter me, waar je alleen via een smal paadje omhoog kon. Ik zag dan zo’n huizenhoge golf op me afkomen en kon nergens heen. Op het moment dat die golf over me heen spoelde, werd ik altijd wakker.” Ze kijkt haar vrienden bedroefd aan. “En nu is Guus in mijn nachtmerrie beland.”

Plinius: “Een golvende slingerbeweging en een soort deining als op zee is catastrofaal, zo ook wanneer de hele beweging zich in één richting voortperst. De trillingen houden evenwel op wanneer de wind een uitweg heeft gevonden, maar als ze niettemin voortduren, dan stoppen ze ook niet binnen veertig dagen, meestal nog later, sommige zijn namelijk een vol jaar doorgegaan en zelfs wel twee jaar.” (uit Naturalis Historia, boek 2-Aardbevingen; vertaald door Joost van Gelder, Mark Nieuwenhuis en Ton Peters, 2004)

Gepubliceerd: 02-01-07. Vond plaats op: 02-01-05. Tags:  aard- en zeewetenschap ; aardbeving ; Argentinië ; Azië ; natuurgeweld ; Thailand ; zee ;