Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 128: Over ontstressende schapenkoppen en op drift geraakte genen  »
 
Manon is met Carla en Albert in het ziekenhuis. Carla heeft haar acht chemokuren achter de rug en krijgt de uitslag van haar CT-scan en het eindgesprek met dokter de Groot. Carla krijgt goed, maar enigszins verwarrend nieuws.

“Dit is toch niet normaal!” Albert kijkt ongeduldig op zijn horloge. “Dan maak je een vroege afspraak en dan loopt ’ie nog drie kwartier uit.”
“Erg, hè.” Zegt de broodmagere man die aan de overkant van de wachtkamer zit. “Dat vind ik bijna nog erger dan kanker hebben, dat stomme wachten.”
“Nou, nou...” Carla schudt afkeurend haar hoofd.
“Hoe laat is uw afspraak?” De man kijkt hen alle drie vragend aan omdat hij er niet zeker van is wie van hen de patiënt is.
“Kwart over negen.” Zegt Carla. “En u?”
“Vijf voor half tien.” De man zucht. “Ik moet alleen maar naar hem toe voor de uitslag van het bloed, dan kan ik direct door naar de chemo-afeling. Ik begrijp niet waarom een assistent dat niet kan doen. Die dokter heeft het hartstikke druk en bovendien heb ik hem toch niks te zeggen, en hij mij niet”
“Daar komt hij weer.” Albert knikt verwachtingsvol naar dokter de Groot die wat in dossiers rommelt die op de natuurstenen balie bij het afsprakenbureau liggen. Hij kijkt even met een afwezige blik de stampvolle wachtkamer in en loopt dan door de klapdeuren de hal in.
“Nou gaat hij nog weg ook.” Albert kijkt hem verontwaardigd na. “Dat schiet natuurlijk niet op.”
“Nee, dat schiet niet op.” De magere man schudt zijn hoofd.
“Wie wil er een stroopwafel?” Er staat een rijzige vrouw in een donkerblauwe twinset in de deuropening. Ze draagt een dienblad waarop stapels in cellofaan verpakte koeken liggen. “Het ziekenhuis heeft een certificaat gekregen wegens welbevinden.”
Er klinkt een aarzelend applaus uit de wachtkamer.
“Wat betekent dat precies.” Manon is als eerste aan de beurt en pakt een stroopwafel van het dienblad.
“Het ziekenhuis is gecontroleerd en goed bevonden.” De vrouw kijkt haar aarzelend aan. “En we vonden dat we dat met de patiënten moeten vieren. Meer weet ik ook niet, hoor.”
“Lekker." Albert staat op en legt de koek op Carla’s schoot. "Dan ga ik er koffie bij halen.”
“Dan ga ik maar even puzzelen.” Carla trekt een uit de krant geknipt cryptogram uit haar tas en Manon zoekt een populair-wetenschappelijk tijdschrift uit de leesportefeuille en verdiept zich in een artikel over stressbestrijding bij dieren.
“Kop op wol.” Peinst Carla hardop.
“Wat?” Manon kijkt op van haar tijdschrift.
“Kop op wol. 10 letters, de laatste is een P.”
“Is dat alles wat je hebt?” Manon trekt zuchtend het puzzeltje uit Carla’s handen.
“De tweede is een C. Dat kan niet anders want dat moet een schaar zijn, een tweebenige lintenknipper. Wacht eens...” Carla’s oog valt op de foto van een schaap in Manon’s tijdschrift. “Schapenkop! Hoofd op wol! Is dat 10 letters?” Ze trekt de puzzel weer uit Manon’s handen en vult het woord in. “Ja, hoor! Fijn, daar ben ik echt mee geholpen.”
“Schapen worden daar kalm van.”
“Waarvan?” Carla kijkt haar afwezig aan.
“Schapenkoppen." Manon wijst op het schaap in het tijdschrift. "Ze ontstressen van portretfoto’s van familieleden. Daar hebben ze onderzoek naar gedaan. Het schijnt dat schapen heel gauw stress hebben en dan met name als ze geïsoleerd worden van de groep. Als ze een portret ophangen van een aantrekkelijke schapenkop met een kalme gezichtsuitdrukking vermindert dat de stress enorm. Hier: Het blaten verminderde twintigvoudig en de hartslag wordt weer normaal.”
“Je houdt me voor de gek, hè?” Carla kijkt haar onzeker aan.
“Echt niet!” Manon steekt twee vingers op. “Schapen kunnen zelfs het verschil zien tussen een schapenkop en een geitenkop. Ze hadden namelijk ook een portret opgehangen van een geit, dat hielp wel iets tegen de eenzaamheid, maar lang niet zoveel als de schapenkop.”
“Mevrouw Thielemans?” Dokter de Groot kijkt vragend de wachtkamer rond.
“Oh jee!” Carla staat op. “Hoe moet dat nou met Albert?”
“Ik wacht hier wel even op hem” Zegt Manon. “We weten waar het is.”
Na drie minuten komt Albert aanlopen met drie kartonnen bekertjes op een piepklein dienblaadje. Hij kijkt Manon vragend aan.
“Ze is al naar binnen.”
“Verdorie.” Moppert Albert. “Eerst een uur wachten, dan ga je even koffie halen en ze is weg. Dat zul je altijd zien. Wat moeten we nou?”
“Kom op.” Manon loopt direct door naar het kamertje waar dokter de Groot en Carla verdwenen zijn.
“Gelukkig!” Carla pakt opgelucht het bekertje koffie van Albert aan. “De dokter vertelt net dat het CEA 4,4 is.”
“En de tumor...” de Groot muist wat over zijn beeldscherm, “is nog maar 15 millimeter groot. Dat is heel mooi.”
“Mooi?” Manon kijkt hem verbaasd aan. “Dan is hij gegroeid sinds de vorige keer. Na de eerste drie kuren vertelde u dat de tumor van 35 naar 12 millimeter was geslonken.”
“Is dat zo?” De Groot trekt zijn wenkbrauwen op.
“Ik weet het zeker.”
De dokter bladert met een serieus gezicht in Carla’s dossier en begint vervolgens druk met zijn muis te klikken. “Dat kost nu te veel tijd om terug te vinden.” Zegt hij moedeloos. “Bovendien zijn de meetresultaten iedere keer anders.”
“Hij was toen tweederde kleiner geworden.” Knikt Carla.
“Ja, ho, wacht eens even.” Zegt de Groot triomfantelijk. “Tweederde kleiner geworden, dat is iets heel anders.” Hij begint het op een ingewikkelde manier voor te rekenen.
“Toch heeft u indertijd gezegd dat de tumor van 35 naar 12 millimeter was geslonken.” Houdt Manon koppig vol. “Ik verzin die getallen toch ook niet?”
De Groot kijkt opgelucht naar de deur als er aarzelend wordt geklopt. De dame van de stroopwafels steekt haar hoofd om de deur. “Sorry.” Ze kijkt hen enigszins geschrokken aan. “Het ziekenhuis heeft het certificaat gekregen en trakteert op broodjes. Of u ook iets wil?”
De Groot kijkt haar verbouwereerd aan. “Wat voor broodjes?”
“Appel, pudding of saucijs.”
“Doe dan maar saucijs.” Zegt de Groot, alsof het een straf is. Het hoofd verdwijnt en de dokter is duidelijk van zijn à propos door de onderbreking. Hij kijkt Manon vragend aan.
“Het formaat van de tumor.” Helpt Manon.
“Ik zal het uitzoeken.” Hij klapt Carla’s dossier dicht. “Maar ziet u het maar als een voetbal die een tennisbal is geworden. Je kunt eigenlijk niet beter verwachten na deze acht kuren.”
“Kijk! Dat wilden we graag even horen.” Carla kijkt Manon waarschuwend aan. “En nu?”
“Voorlopig hoef ik u even niet te zien. Die tumor zit er natuurlijk nog wel, alleen in veel kleiner formaat.” De Groot kijkt even schichtig opzij naar Manon. “Als u geluk heeft blijft hij een poosje stabiel. Bij sommige mensen duurt het een jaar, en bij andere mensen begint hij na twee maanden alweer te groeien. Dat is helaas niet te voorspellen.”
“En als hij nou weer gaat groeien,” wil Carla weten, “wat dan?”
“Dan gaan we kijken hoe we verder kunnen behandelen.” De Groot staat op ten teken dat het consult ten einde loopt, maar Manon is nog niet klaar.
“Ik heb in de krant gelezen dat ze een gen hebben ontdekt dat uitzaaiingen van kanker veroorzaakt.”
“Ja?” De Groot gaat weer zitten en kijkt haar lijdzaam aan.
“Kunt u daar nog iets meer over vertellen.”
Hij kijkt even op zijn horloge.
“Het mag heel kort, hoor.” Dringt Manon aan.
“Goed.” De Groot leunt achterover en plukt met zijn vingers aan de gedroogde berenklauw die in een raku-vaasje op de vensterbank staat. “Zoals u wellicht weet is kanker in feite niets anders dan een cel die zich ongecontroleerd gaat delen. Er gaat vaak lange tijd overheen voordat die cellen een tumor vormen. Zolang die plaatselijk is, is de kans op genezing groot. Maar als de cellen losraken van de oorspronkelijke tumor en zich via de bloedbanen ergens anders nestelen om zich daar weer te gaan delen, dan is er sprake van levensbedreigende uitzaaiingen.”
“Zoals bij mijn moeder.” Manon knikt. “Die tumor in haar darmen was de moedertumor en een paar cellen daarvan zijn ontsnapt.”
“Precies. Alleen zieke cellen kunnen zich op die manier verspreiden. Uitzaaiingen van gezonde cellen zijn in principe onmogelijk omdat die afsterven buiten hun oorspronkelijke omgeving. Dat zit ingeprogrammeerd in de genen van iedere cel. Dat afsterven noemen ze Apoptose. Apoptose breekt de cel af tot een soort afval in het lichaam. Dat overactieve gen dat ze nu ontdekt hebben..." hij breekt voorzichtig een stukje van de berenklauw af, "zorgt ervoor dat de losgeraakte cellen niet meer dood gaan.”
“En op drift raken.” Manon fronst haar wenkbrauwen. “Hoe onstaat zo’n overactief gen?”
“Dat weten ze nog niet.” De Groot staat opnieuw op ten teken dat het consult wat hem betreft nu echt afgelopen is. “En ze weten ook nog niet precies bij welke tumoren dit gen betrokken is. Dat zal nog wel een paar jaar onderzoek vergen, dus ik denk niet dat uw moeder daar nog iets aan heeft.”

Gepubliceerd: 06-10-06. Vond plaats op: 06-10-04. Tags:  Biologie ; fauna ; kanker ;