Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 94: Over dolende zielen en eigenzinnige vorstinnen  »
 
Manon is met haar moeder bij de energiecursus. Nadat ze een gesprek heeft gehad met haar medecursisten over parasieten veroorzakende papegaaien en dolende zielen gaat ze met haar moeder buiten koffie drinken. Ze praten over de begrafenis van Juliana en haar brede interesse in verschillende religies.

“Claudette, hè? Eens kijken...” De vrouw met het korte, muiskleurige haar ritstelt tussen haar papieren. Manon bevindt zich in een somber zaaltje waar de energiecursus gegeven wordt. Het is pauze en terwijl Carla op koffiejacht is, heeft Manon zich dicht bij de cursusleidster opgesteld die medogenloos diverse diagnoses over haar discipelen uitstort.
“Hier heb ik hem.” De vrouw trekt een velletje papier uit de stapel en laat haar bolle ogen eroverheen glijden. Vervolgens kijkt ze de Surinaamse vrouw tegenover haar meewarig aan. “Je hebt een parasiet.”
“Een parasiet?” Er klinkt een lichte paniek in Claudette’s stem door. “Hoe kom ik daar aan, Tjeetske?”
“Heb je huisdieren?”
“Alleen een papegaai.”
“Ah!” Er glijdt een triomfantelijk lachje over Tjeetske’s gezicht. “Die is de oorzaak van jouw narigheid. Papegaaien staan bekend om het overbrengen van parasieten. Maar het goede nieuws voor jou is dat ik een kruidendrank heb ontwikkeld die de parasiet kan verdrijven.”
“Gelukkig.” Claudette klinkt opgelucht.
“Maar de papegaai moet weg anders komt die parasiet weer terug.”
“Die kan ik toch niet zomaar weg doen? We hebben hem al twaalf jaar. Bovendien is hij van mijn man.”
“Als je er van af wilt komen, moet die papegaai weg.” Tjeetske haalt onverschillig haar schouders op. “Aan jou de keuze. Als je ervan af wilt hoor ik het wel.” Haar ogen kijken langs de vrouw weg naar haar volgende slachtoffer. Moedeloos draait Claudette zich om en vangt Manon’s nieuwsgierige blik. “Wat moet ik nou?”
“Misschien kun je hem een poosje uit logeren doen, tot je met die kruidenkuur klaar bent.” Zegt Manon voorzichtig. Ze gelooft niet in dat parasietenverhaal, maar wil de vrouw niet direct voor het hoofd stoten.
“Ja, maar als hij weer terug komt, dan krijg ik die parasiet weer terug.”
“Dat weet je helemaal niet. Als de papegaai weer terug komt en de parasiet komt niet terug, dan weet je dat het niet van de papegaai is. Trouwens, ik vind het nogal dubieus dat Tjeetske op basis van zo’n papiertje zomaar een diagnose stelt.”
“Sommige mensen kunnen dat.” Claudette zucht en strijkt met haar hand door haar donkere kroeshaar. “Ik weet niet hoe ik het mijn man moet vertellen.”
“Daarom heb ík mijn man meegenomen.” Een lange, blonde vrouw heeft blijkbaar meegeluisterd en duwt een jonge man met een pukkelig gezicht naar voren, zijn kortgeknipte haren staan rechtop door de gel. “Anders zou hij er niets van snappen.”
“Ik kan er nog steeds niet veel mee, hoor.” Zegt de man terughoudend. “Al die dolende zielen, waar ze” hij knikt naar Tjeetske die zich op een nieuwe prooi heeft gestort, “het net over had, daar geloof ik dus geen bal van.”
“Dat kan toch best waar zijn, Jo.” Zijn vrouw kijkt hem fel aan. “We weten intussen wel dat er meer is tussen hemel en aarde.”
“Ik kan er ook niet veel mee.” bekent Manon. “Het idee dat mensen, die plotseling zijn overleden, in dolende zielen veranderen die de weg kwijt zijn en in en rond ons blijven hangen... Sorry, hoor, maar dan haak ik af.”
“Wat vind je dan van al die zielen die in de wachtkamer zitten voor reïncarnatie in een ander lichaam?” Jo glimlacht dankbaar naar haar, blij dat hij een medestander heeft gevonden.
“Oh, maar reïncarnatie bestaat echt, hoor.” Zegt Claudette. “Ik ben zelf ook opnieuw geïncarneerd in dit lichaam.”
“Oh ja?” de blonde vrouw kijkt haar geïnteresseerd aan. “Wat was je hiervoor?”
“Een wetenschappelijk onderzoeker in Engeland rond 1900.”
“Onderzoeker waarin?” wil Manon weten.
“Iets medisch, onderzoek naar virussen ofzo, ik weet het niet precies en het doet er ook niet toe." Claudette schudt haar hoofd. "Maar Tsjeetske heeft gelijk als ze zegt dat je niet kunt reïncarneren zolang je ziel de weg kwijt is.”
“Zie je nou wel, Jo.” De blonde vrouw geeft haar man een por met haar elleboog. “Ik heb het gevoel dat de geest van mijn moeder nog steeds om me heen hangt,” legt ze uit. “zij is door een ongeluk om het leven gekomen, en volgens mij wil ze maar geen afscheid nemen.”
“Daar kun je dan nu wat aan doen.” Claudette legt een hand op haar arm. “Met de energie kun je haar op weg helpen naar haar eigen evolutiepad. Je moet haar naar het pad van het licht leiden. Zolang je haar vast houdt kan ze niet aan een nieuw leven beginnen.”
“Ik begrijp het het.” Zucht de blonde vrouw. “Maar het is wel jammer omdat ik het een prettig idee vind dat ze nog in de buurt is.”
“Dolende geesten horen hier niet meer thuis, schat.” Jo legt zijn hand op de andere arm van zijn vrouw.
“Luister naar je gids." zegt Claudette. "Hij zal je leiden.”
“Mijn gids?” de blonde vrouw kijkt haar aarzelend aan.
“Je gids die met je meegekomen is uit je vorige leven. Hij staat in contact met het zielenrijk dus hij weet waar je moeder naar toe moet.”
“Hoe weet ik dat ik er ook een heb?”
“Iedereen heeft een gids. Je kunt hem via gedachten en gevoelens vinden als je het tenminste wilt. Je moeder moet naar het zielenrijk om zich voor te bereiden op haar volgende leven. Ze weet dit niet omdat ze, zo te horen, plotseling is overleden en dan kan ze blijven rondzweven omdat ze niet weet dat ze haar banden met het aardse leven moet verbreken.”
“Heeft ze zelf geen gids dan?” Manon trekt licht spottend haar wenkbrauwen op.
“Natuurlijk!” Claudette kijkt haar enigszins geërgerd aan. “Maar het zou kunnen dat ze zich niet realiseert dat hij haar wil helpen. Hij ...”
“Hoe weet je dat het geen vrouw is?”
“Dat zou ook best kunnen." Zegt Claudette ongelduldig. "Maar dat maakt toch niet uit? In ieder geval kan je gids je naar de wachtruimte brengen waar je los kunt komen van je aardse gedachten en verlangens.” Claudette werpt een schuine blik op Jo, die verlangend naar buiten kijkt. “Dat is die wachtkamer waar Tjeetske het over had. Als je geaccepteerd hebt dat je ziel los is van je lichaam kun je door naar het zielenrijk.”
“Manon, kom je?” Carla staat bij de deur met twee kopjes koffie. “We gaan lekker buiten zitten, het is prachtig weer.”
“Ja.” Manon maakt zich met tegenzin los van haar gespreksgenoten. “Sterkte, hè. Jullie hebben het zo te horen allemaal nodig.”
“Waar stonden jullie zo druk over te praten?” Carla leidt haar langs de vijver naar het terras waar ze bij een tafeltje aan het water gaan zitten.
“Over dolende zielen die wachten om gereïncarneerd te worden.”
“Oh?”
“Idioot toch!”
“Ik weet het niet.” Carla aarzelt. “Waarom zou het niet kunnen? We hebben net gehoord dat er ook helende energie bestaat, dus waarom dat niet?”
“Mama, jij bent christelijk!” zegt Manon enigszins uit het veld geslagen.
“Dolende zielen gaan inderdaad wat ver, maar je hoeft toch niet alle andere spirituele ideeën uit te sluiten omdat je in God gelooft.” Werpt Carla tegen. “Er zijn genoeg christenen die in reïncarnatie geloven.”
“Ik dacht dat de bijbel dit expliciet afwijst omdat christenen alleen door God verlost kunnen worden en bovendien hebben ze maar één lichaam. Bij reïncarnatie verlos je jezelf doordat je ziel in opeenvolgende belichamingen terug komt.”
“Er zijn nogal wat discussies gaande of reïncarnatie nu wel of niet verenigbaar is met het geloof. De bijbel is daar ook niet eenduidig over, er staan een aantal passages in die reïncarnatie niet uitsluiten.”
Manon denkt even na terwijl ze het zakje melkpoeder boven haar koffie openscheurt. “In feite is Jezus zelf ook gereïncarneerd.”
“Nee, die is opgestaan uit de dood. Dat is weer iets anders.”
“Wat is het verschil?”
“Hij kwam in ieder geval niet in een andere gedaante terug en was nog steeds Jezus.” Carla speelt met het plastic roerstaafje dat bij de koffie zat. “Wist je dat Juliana ook in reïncarnatie geloofde? Ze was er heilig van overtuigd dat ze in een nieuw leven terug zou komen daarom was het ook haar wens dat haar dochters in het wit gekleed gingen.”
“Juliana?” Manon fronst haar wenkbrauwen. “Die was toch Nederlands Hervormd?”
“Officieel wel, ja, omdat dat de staatsgodsdienst is, maar buiten de officiële kanalen om zocht ze naar verschillende manieren om haar geloof te belijden. En daar kon ze heel eigenzinnig in zijn. Dat bleek wel uit haar keuze voor de predikant bij haar uitvaart. Een vrouw, dat is nog nooit gebeurd bij koninklijke uitvaarten en dan nog wel een van de Remonstrantse Broederschap.”
“Die ken ik niet.”
“Die hebben zich ergens aan het begin van de zeventiende eeuw van de Hervormden afgesplitst vanwege een onenigheid over de predestinatie, de goddelijke voorbeschikking. Ze waren het niet eens met de dogmatische stelling dat de mens geen enkele invloed had op zijn eeuwige bestemming en bovendien konden zij zich niet verenigen met de strenge belijdenisgeschriften. De Remonstrantse kerk heeft veel minder regeltjes en voorschriften en geeft zijn leden meer vrijheid om hun geloof op een individuele manier te kunnen beleven en dat sprak Juliana erg aan. Maar ze voelde zich ook aangetrokken tot bepaalde aspecten van het katholieke geloof. Herinner je je nog dat ze een aantal jaar geleden bij het huwelijk van een van haar kleinkinderen ter communie ging?”
“Ja, toen was ze al aardig dement.” Manon herinnert zich de heisa die daar toen over was.
“Zo werd het uitgelegd, omdat de media erbij was. Maar geloof me, Juliana wist precies wat ze deed op dat moment. Ze ging ook al toen haar kleinkinderen, die van Irene, voor hun Eerste Communie gingen. De hele familie ging trouwens, behalve Trix natuurlijk, maar dat is ook zo’n kouwe kikker.”
“Die gelooft ook vast niet in reïncarnatie.” Denkt Manon. “Van wie zou Juul dat trouwens hebben? Vast van die Greet Hofmans. Dat was ook zo’n zweverig type.”
“Ik vraag het me af. Iedereen portretteert Juliana nu wel als een zweverig, aandoenlijk omaatje, maar ze was erg intelligent, hoor. Hoewel ik me wel kan voorstellen dat ze ontvankelijk was voor de denkbeelden van Hofmans omdat die nauw aansloten bij die van haarzelf. Ze heeft zelf ook altijd een interesse gehad in esoterische en mystieke zaken. Dat had ze van haar vader, Prins Hendrik. Die heeft haar in contact gebracht met het hindoeïsme en het boeddhisme. Vergeet niet dat de begrafenis van zowel Wilhelmina als die van hem ook helemaal in het wit waren en dat zou toch ook duiden op geloof in reïncarnatie.”
"Dat wist ik niet." Manon kijkt peinzend naar de lichtbruine rietpluimen die dansen in de zachte voorjaarswind. Hier en daar steekt een jonge scheut aarzelend een sprietje boven water, alsof het wil voelen of het al warm genoeg is. Nog even en ze zullen de dode rietpluimen overwoekeren en de oevers zullen weer fris en groen zijn. “Het lijkt me wel heerlijk om zo vol vertrouwen het duister in te kunnen stappen.”
”Dat vertrouwen heb ik voor mezelf ook.” Zegt Carla. “Ik vind het alleen ontzettend naar dat ik jullie straks moet achterlaten.”
“Zover is het nog lang niet.” Manon pakt haar moeders hand. “En wie weet komen we, als we dat occulte zootje mogen geloven, elkaar weer tegen in een volgend leven. Maar voorlopig zitten we hier nog lekker in het zonnetje.”
“Nu kan ik er nog van genieten,” Carla heft haar gezicht om de warme stralen over haar wangen te laten glijden. “Ik heb gehoord dat je met chemo volstrekt niet in de zon mag.”
“Volgens mij mag dat best als je je maar goed insmeert. Maar dat weet Matthijs allemaal wel.”
“Ik ben toch zo opgelucht dat die beslissing genomen is. De dokter was geloof ik wel een beetje teleurgesteld dat ik niet mee doe aan dat onderzoek, maar dat is nou eenmaal niet anders."
"Hoe laat moeten we er zijn donderdag?"
"Om negen uur eerst naar de dokter en dan direct door. Spannend, hè? Ik heb nog steeds geen idee wat ik kan verwachten. Maar ik ben in ieder geval heel blij dat ik van deze chemo niet kaal zal worden.” Carla voelt met haar hand aan haar weelderige haardos. “Ik had er niet aan moeten denken om met pruiken in de weer te moeten van de zomer.”

Gepubliceerd: 03-04-06. Vond plaats op: 03-04-04. Tags:  alternatief ; alternatieve geneeswijzen ; christendom ; kanker ; koninklijk huis ;