Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 80: Over zuigende pafpalen en gemaskerde sluipkatten  »
 
Manon komt bij de Stichting aan en ziet dat Francisca en Teun buiten staan te roken. Het rookverbod voor openbare ruimtes en kantoren is per 1 januari in gegaan. Manon vertelt aan Teun dat iemand in de tram Bobbe een civetkat noemde en ze zoeken op internet op hoe die er precies uit ziet en komen er achter dat die de veroorzaker is van Sars (...)

Als Manon bij de Stichting aankomt staan Francisca en Teun buiten te roken. Het is koud. Tegen de trottoirband aan liggen nog dikke hompen vuile, grauwe sneeuw maar op de stoep is het door de warme, stampende voeten al weggesmolten.
“Oh, ja, rookvrije werkruimtes. Jeetje, het nieuwe jaar begint goed voor jullie.” Manon ademt een wolk rook in als ze zich naar Teun toe buigt. “Toch een gelukkig nieuw jaar gewenst, ondanks dat jullie waarschijnlijk vroeg zullen sterven.”
“Nou, zeg.” Francisca kijkt haar verontwaardigd aan. “We vinden onszelf juist zo dapper dat we ondanks alle waarschuwingen toch door blijven roken.”
“Samen met onze vijf miljoen mederokers.” Vult Teun aan.
“Goh, wat dapper,” zegt Manon cynisch, “zeker als je bedenkt dat je op de hoek van een van de meest vervuilende straten van Nederland staat.”
“Lekker, hoor.” Teun ademt diep in. “Extra roet in mijn longen.”
“Nou, wij gaan naar binnen.” Manon tilt de bibberende Bobbe op.
Binnen staat Freek de post uit te zoeken bij de balie.
“Gelukkig nieuwjaar, Freek.” Manon kust hem hartelijk op zijn magere wangen.
“De beste wensen.” Zegt hij schuchter en wijst naar Francisca en Teun door de glazen ruit. “Heb je die twee daar buiten zien staan?”
“Je moet maar fanatiek zijn.”
“Dat hele rookverbod zal nog heel wat voeten in de aarde geven.” Zucht Freek. “Op Nieuwjaarsdag kwam ik vanaf Leeuwarden met de trein. Toen zat ik bijna middenin een vechtpartij. Je mag ook niet meer roken in de treinen en een passagier achter mij maakte een opmerking tegen een rokende man naast hem. Hij is met een gebroken neus naar het ziekenhuis afgevoerd.”
“Kort lontje.” Manon neust tussen de enveloppen om te kijken of er iets voor haar tussen zit. “Er zullen nog wel meer van dat soort incidenten volgen, denk ik. Maar ik ben er niet rouwig om dat het nu eindelijk is doorgezet. Nu is het maar duidelijk want het is toch altijd een beetje rot om nee te zeggen. In ieder geval is het nu tenminste bespreekbaar geworden. Voor mensen die niet al te korte lontjes hebben tenminste.”
“Ik ben alleen bang dat de Stichting het niet zo nauw zal nemen met de regels.” Freek kijkt haar bezorgd aan. “Leny rookt zelf ook.”
“Dan kun je haar aangeven.” Manon haalt een paar foto’s uit een envelop en bekijkt ze vluchtig. “Via internet kun je een formulier downloaden. Dus als je ziet dat Leny of Teun binnen een sigaret opsteekt, kun je lekker gaan klikken.”
“En dan?”
“Dan komen de anti-rook inspecteurs in actie. Bij de eerste overtreding krijgen ze een schriftelijke waarschuwing. Bij een volgende overtreding een geldboete die steeds hoger wordt.”
“Dat doe je natuurlijk niet.” Zegt Freek teneergeslagen. “Je gaat niet je eigen collega’s aangeven.”
“Voorlopig tonen je eigen collega’s hun goede wil en staan ze buiten.”
“Als ze dan ook maar langer doorwerken.” Zegt Freek met een zuur gezicht. “Eigenlijk zouden we straks in het nieuwe pand een speciale kamer voor ze moeten inrichten. Ik heb gehoord dat kamerleden een riante rookruimte krijgen met een zeer geavanceerde afzuiginstallatie. De helft van het restaurant wordt ervoor omgebouwd.” Hij spreidt met een weids gebaar zijn armen. “En die rokers schijnen nog de mooiste plek van het restaurant te krijgen, met uitzicht over het Plein.”
“Kamerleden kun je niet buiten laten roken. Dat zou niet veilig zijn.” Manon’s oog valt op een folder die tussen de enveloppen zit.Voorop is een foto van een brandend bos afgebeeld.
Is God Schuldig?” Leest ze hardop de tekst die in vet rood eroverheen gedrukt is.
“Hè?” Freek moet even omschakelen. “Wat bedoel je?”
“Een of ander Jehova-foldertje. We hebben hier toch geen Jehova’s in huis?”
“Ik had er ook een, maar die zit al in de prullenbak. Het zal wel een kunstenaar zijn die in de Here is gegaan.”
“Maar de vraag is dus of God schuldig is?” Manon leest de tekst nogmaals. “We mogen best de vraag stellen: God waarom?
“En schuldig waaraan?” vraagt Freek.
“Ik zal eens even kijken wat hij gedaan heeft.” Manon gaat bij het raam staan en vouwt de folder open. “Ah.” Ze steekt haar vinger op. “Hìj heeft het niet gedaan, maar wìj. We hebben het zelf gedaan. Hier, eerst een heel stuk over rampspoed en ellende en dan staat er De mens, geschapen als het evenbeeld van God, wilde het zelf zo, heeft het er zelf naar gemaakt. Het is allemaal de schuld van Adam.”
“Als ik het niet dacht.” Zegt Freek. “Wie zegt trouwens dat God er niet uitziet als een hond, of een konijn of vis. Waarom zou hij er zo uitzien als wij?”
“Wij zien eruit zoals hij.” Verbetert Manon hem. “Dat staat nou eenmaal in de bijbel.”
“Maar hoe weten ze dat nou? Niemand heeft hem toch ooit gezien?”
“Dat is waar.” Manon verfrommelt het foldertje. “Het zou ook kunnen dat hij op een buitenaards wezen lijkt.”
“En hoe zien die er uit?”
“Je weet wel met grote hoofden, waar veel hersens in kunnen en lange, dunne ledematen.”
Manon staat op. “Is Leny er al?”
“Die is net voor jou binnen gekomen. Ze was wat later, want ze heeft haar zoon afgehaald van Schiphol. Die is in Bam geweest om daar te helpen.”
“Johan? Wat goed van hem.”
“Volgens Leny was hij afgedraaid. Ze heeft hem bij haar thuis in het logeerbed gestopt. Hij was ontsteld over de situatie in Iran: al die lemen huisjes zijn ingestort, ze hebben geen ziekenhuizen en er zijn geen medicijnen en verbandmiddelen. Bovendien is er geen fris leidingwater meer, de riolen liggen open en de lijken liggen op straat, dus de kans op epidemieën is enorm groot. Toen Johan zelf vreselijke diaree kreeg is hij naar huis gekomen. Leny maakt zich erge zorgen.”
“En dan kom ik ook nog eens aanzetten met mijn negatieve bericht.” Manon zucht en loopt naar de deur.
“Wat is er dan?” Freek kijkt haar nieuwsgierig aan.
“Dat hoor je straks wel.

“Het is niet waar! Daar kun je toch niet zomaar op de eerste werkdag in het nieuwe jaar mee aankomen?” Teun kijkt haar onthutst aan. “Vreselijk! Hoe kunnen we jou nou missen?”
“Het is niet anders.” Manon haalt haar schouders op. “Ik wil weer fulltime gaan fotograferen.”
“Kijk nou eens naar Bobbe, hoe blij die is om iedereen weer te zien.” Teun gaat op zijn hurken bij het hondje zitten om haar te aaien. “Dat moet je toch ook in je beslissing meenemen?”
“We verdwijnen niet van de wereld. We komen nog heel vaak langs.
“Dat zeggen ze allemaal als ze weggaan. Maar je ziet ze nooit meer.”
“Maar ik doe het echt.” Belooft Manon. “Tot jullie me niet meer kunnen zien. Dan zeggen jullie tegen elkaar: het is weer maandag, Manon en dat vieze hondje komen zo. Wie vangt ze op want ik heb het te druk.”
“Jullie zijn altijd welkom.” Teun tilt Bobbe op zijn arm. “Klein konijntje.”
“Vanochtend in de tram noemde iemand haar een civetkat.” Manon kijkt peinzend naar Bobbe. “Weet jij wat dat is?”
“Ik weet niet hoe hij eruit ziet, maar ik weet wel dat het in ieder geval niet best is om civetkat te zijn want die worden allemaal afgemaakt in China. Ze zeggen dat zij de verspreiders zijn van Sars. Maar hij zal er wel zo uitzien als Bobbe als die zo genoemd werd.”
“Zullen we eens kijken?” Manon start haar internetbrowser op. “Hier heb je hem.”
Freek en Teun komen achter haar staan. “Het is iets tussen een kat en een marter in.”
Het zijn carnivoren, maar ze eten alles: vruchten, insecten, knaagdieren en soms ook kippen.” Leest Manon. “Je hebt zelfs meerdere soorten. Kijk, dat is een Afrikaanse, die produceert musk.
Oh, en kijk dan: er is er ook een die koffie produceert.”
“Koffie?” Teun kijkt haar met een vies gezicht aan.
Kopi Luwak of Civetkoffie is de duurste koffie ter wereld omdat de rijpe koffiebes gegeten wordt door de loewak, dat is een civetkat. De pit passeert zijn maag/darmkanaal en krijgt een speciale fermentatie. Van deze koffie wordt maar heel weinig gevonden en deze is zeer geliefd vanwege zijn exquise smaak.
“Welke is dan de soort waar zo’n heisa over is in China?” Wil Teun weten.
Manon leest vluchtig over de pagina: “De gemaskerde palm civetkat, ook wel sluipkat genoemd. Een korte vacht en witte strepen op zijn snuit.
“Nee,” Teun houdt het hondje iets van zich af, “jij bent geen civetkat.”
De civetkat wordt gebruikt voor de slangensoep,” leest Manon verder, “die ze Draken-Tijger-Feniks-soep noemen. Het slangenvlees staat voor de draak, de kip voor de feniks en de civetkat voor de tijger. Ze stimuleren de vruchtbaarheid en de weerbaarheid. Het recept is wel verboden overigens.”
“Rare keuken hebben die Chinezen.” Zegt Freek. “Padden, slangen, honden... Je kunt het zo gek niet verzinnen of ze eten het.”

Gepubliceerd: 05-01-06. Vond plaats op: 05-01-04. Tags:  aardbeving ; China ; fauna ; Iran ; Jehova’s getuigen ; verslaving ;