Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 171: Over verborgen armoede en welvarende kunstpaleizen   »
 
Manon en Felix hebben een afspraak met Bennie, de neef van Nishal, in het Moma in New York. Bennie neemt hen, na een korte rondleiding door het pas verbouwde museum, mee naar zijn kantoortje. Hij vertelt over zijn werk en over de verborgen armoede in Amerika, de werkloosheid en de steeds duurder wordende ziektekostenverzekeringen.

“En waar denkt u naar toe te gaan?” Een donkere man in uniform houdt Felix en Manon staande als ze de hal van het Museum of Modern Art in willen gaan. “Heeft u een kaartje?”
“Nee...” begint Manon maar de man valt haar in de rede.
“Achter aansluiten dan.” Hij wijst naar een lange rij wachtenden, die zich als een slang over de stoep kronkelt. Het einde van de rij is niet te zien.
“Maar we hebben een afspraak.”
“Met wie?” Vraagt de man achterdochtig.
“Met mister Pathak.”
Hij trekt zijn wenkbrauwen op.
“Hij werkt hier.” Zegt Felix. “Vraagt u maar na.”
De man gebaart hen tegen de muur te gaan staan en te wachten. Hij draait zich om en begint zachtjes in een walkie talkie te praten.
“Het is goed.” Zegt hij na enige ogenblikken met zichtbare tegenzin. “U kunt naar de hal gaan.”
“Dank u wel.” Manon werpt de man een triomfantelijke glimlach toe.
Ze lopen de grote hal in en kijken geïmponeerd omhoog naar het enorme atrium, dat zich vijf verdiepingen hoog boven hen uitstrekt. Hier en daar worden de strakke, witte muren doorbroken door de trappenhuizen.
“Kijk eens!” Manon wijst naar de Broken Obelisk van Barnett Newman die hoog boven hen uit torent. “Zoiets kan echt alleen maar in zo’n ruimte staan. Schitterend.”
“Waar moeten we naar toe?” Felix kijkt zoekend rond en ziet een informatiebalie. “Daar maar even vragen.”
“Mr. Pathak?” De vrouw met de hippe bril kijkt met lichte afkeuring naar hun bruine fleecejasjes en afritsbroeken. “Heeft u een afspraak?”
“Om 3 uur.”
“Hoe is uw naam?”
“Manon Thielemans.”
“Ik zal hem even bellen. Een ogenblik alstublieft.”
Een paar minuten later komt er een kleine, gezette man met energieke tred op hen aflopen, zijn armen hartelijk gespreid. “Manon?”
“Manon en Felix.” Zegt Manon.
“Ik ben Bennie.” Achter het zware montuur glanzen Bennie’s ietwat loensende, donkere ogen van gastvrijheid. “Kom mee naar mijn kantoor. Dat is helemaal boven, dan kunnen jullie vast wat van het museum zien.” Met korte, snelle pasjes loopt hij vooruit en loodst hen langs de kaartcontrole. “Mijn gasten uit Nederland.” Zegt hij triomfantelijk. Manon voelt zich erg belangrijk en knikt minzaam naar de controleur die eerbiedig een stapje achteruit doet. “Zijn jullie hier al eens geweest?”
“Jaren geleden.” Zegt Felix. “Maar het was heel anders toen.”
“Ja, dan is het een enorm verschil.” Bennie lacht en leidt hen naar de trap. “Het is bijna twee keer zo groot geworden. We hebben nu zo’n zestigduizend vierkante meter. We waren eigenlijk al van plan te verhuizen maar toen kwam het Dorset hotel, dat hiernaast lag, te koop. Een buitenkans.”
“Het huis van je buren komt maar een keer te koop.” Beaamt Felix.
“We hebben nu het hele blok en daardoor ook twee ingangen, wat veel toegankelijker overkomt. Ik had eigenlijk een hard hoofd in het hele project.” Kwebbelt Bennie verder. “Zeker in de periode toen we in Queens zaten, en ze het hele gebouw binnenste buiten gekeerd hebben. Maar Glenn, dat is onze directeur, heeft ons er fantastisch doorheen geloodst. En ook alle lof voor de architect. Die heeft er echt iets schitterends van gemaakt.”
“Het was toch een Japanner?”
“Taniguchi.” Knikt Bennie. “Jullie Koolhaas was ook een favoriet, maar het is Taniguchi geworden omdat hij zoveel prachtige musea in zijn eigen land heeft ontworpen. Zijn strakke en functionele vormgeving sloot het beste aan bij wat wij wilden.” Ze lopen door een doolhof van grote en kleinere zalen, maar toch is er een duidelijke structuur zichtbaar, doordat alle ruimtes uiteindelijk weer uitkomen op het enorme atrium. Alles is even sober en strak en volkomen ondergeschikt aan de prachtige schilderijen die er hangen. "Vanzelfsprekend is het nog te klein, dat begrijp je." Hij grijnslacht met zijn loensende oog. "Met name de opslag is nog een groot probleem. Maar we hebben al weer grond bijgekocht op Manhattan voor een toekomstige uitbreiding." Hij maakt een weids gebaar met zijn armen. “Hier hangt de belangrijkste collectie van de eerste helft van de vorige eeuw.” Als Manon even stil wil blijven staan bij een Picasso trekt Bennie haar onverbiddelijk mee. “Eerst krijgen jullie koffie. Daarna moet ik weer aan het werk en kunnen jullie uitgebreid gaan rondkijken.”
Ze reppen zich achter Bennie aan die links en rechts met wat feiten strooit en intussen over zijn werk vertelt.
“Zo, en dit is mijn domein.” Bennie houdt een deur aan het eind van een spierwitte gang uitnodigend open. Verbaasd lopen ze de kamer binnen. Er hangt een vage wierookgeur en er staan verschillende boeddha beelden. Verder staan er rotan fauteuils en een donker mahoniehouten bureau met een kleine laptop erop. In zware, zilveren lijstjes staan portretten van een mooie vrouw met een hartvormig gezicht en twee mollige kindertjes. De schilderijen die aan de muur hangen doen hen denken aan hun eigen Indiase restaurantje. Een beetje kitscherige landschappen en bloemen in felle kleuren. Een enorm contrast met het koele, zakelijke museum.
“Gelukkig mogen we onze kantoren naar eigen smaak inrichten.” Bennie kijkt om zich heen. “Dit is voor mij een stukje thuis. Moderne kunst heb ik al genoeg om me heen hier. Ga zitten.” Hij wijst op de rotan fauteuils. “Koffie of thee?”
“Thee graag.”
“Het is Indiase thee met melk.” Bennie schuift een plastic thermoskan naar voren en schenkt de thee in drie fraaie, met goudopdruk bewerkte glaasjes. Hij gaat achter zijn bureau zitten en kijkt hen verwachtingsvol aan, zijn silhouet wordt omringd door de Indiase vlag. “Hoe is het met mijn neefje?”
“Heel goed.” Manon kijkt naar Bennie’s ronde gezicht met de grijze snor en vergelijkt het in gedachten met Nishal’s smalle, aristocratische gezicht. Behalve de donkere kringen onder hun ogen lijken ze totaal niet op elkaar. “Hij was geloof ik een tikkeltje jaloers dat wij naar New York gingen.”
“Ik begrijp niet waarom hij niet eens komt.” Bennie zucht. “Hij is dol op kunst. Ik woon niet groot maar hij kan altijd bij mij logeren als hij wil.”
“Zijn vrouw durft niet te vliegen.” Zegt Manon.
“Ach...” geërgerd wappert Bennie met zijn hand. “Dat is alleen maar aanstellerij van Irene volgens mij. Trouwens, hij kan toch alleen komen? Al was het maar voor een weekje? Het is dat ik hem wel eens bezoek in Nederland, anders zagen we elkaar nooit. Maar ik heb niet veel vakantiedagen en mijn vrouw,” hij schuift het portret van de mooie vrouw enigszins naar hen toe, “wil liever naar haar familie in India als we vrij zijn.”
“Bevalt het je hier wel goed?" Vraagt Felix.
“Persoonlijk heb ik niet te klagen.” Bennie leunt achterover en spreidt zijn armen. “Maar ik heb hier dan ook een fantastische baan. Ik ken echter veel mensen die het slecht hebben, hoor. Er is veel werkloosheid.”
“Ik dacht dat het juist weer wat beter ging?” Felix blaast over de hete thee.
“Ha! Allemaal mooie praatjes van de neoconservatieven.” Bennie lacht schamper. “Het is waar dat er banen zijn gecreëerd, maar ze zeggen er niet bij dat dat vooral parttime banen zijn. De mensen die nu vier uur per week werken, vallen, administratief gezien, niet meer onder de werklozen. Bovendien worden de werklozen alleen maar werkloos genoemd zolang ze een uitkering krijgen, daarna vallen ze in een andere categorie. Door de uitkeringsperiode te verkorten kun je dus enorm veel werklozen geruisloos laten verdwijnen.”
“Inventief.” Felix knikt goedkeurend.
“Maar wel een korte termijn oplossing. Zoiets kun je natuurlijk maar een keer doen.” Bennie’s rechteroog draait opnieuw naar zijn neus. “Veel van mijn vrienden hebben moeite het hoofd boven water te houden. De kosten zijn enorm gestegen, met name de woonlasten. Het is bijna niet mogelijk om met een laag inkomen een geschikte huurwoning te vinden. Als het je al lukt betaal je al gauw vijfenzeventig tot tachtig procent van je inkomen.”
“Dan hou je toch niks meer over om van te leven?” Zegt Manon.
“Dat is ook een groot probleem. Ik heb een paar kennissen die hun huis niet meer kunnen betalen. Ik zou ze natuurlijk dolgraag onderdak verschaffen en in uiterste noodgevallen komt het wel eens voor dat er iemand op de bank slaapt, maar langer dan drie à vier dagen pikt mijn vrouw dat echt niet. Sommigen kopen een trailer of gaan naar een motel. Als je in het zuiden woont, kunt je nog in je auto gaan slapen. Maar hier...” Bennie kijkt somber naar de loodgrijze lucht en de besneeuwde vensterbank. “Ik ken ook mensen die op andere kosten proberen te bezuinigen. Ze zeggen dan bijvoorbeeld hun ziektekostenverzekering op. Een groot risico, want als jij of een van je gezinsleden echt wat krijgt moet je een enorme lening afsluiten om je operatie te kunnen betalen. Dat is een neef van mijn vrouw overkomen die in Chicago woonde. Altijd kerngezond tot hij ineens een bypassoperatie moest ondergaan, die nogal gecompliceerd was. Geen verzekering. Nou zou dat nog niet het ergste zijn geweest, maar doordat hij langer uit de roulatie was dan gepland, raakte hij zijn baan kwijt. Dat kan ook zomaar in Amerika. Met een aantal mensen hebben we toen geld bij elkaar gelegd voor een ticket zodat hij met zijn vrouw terug kon naar India. Daar heeft hij gelukkig een overheidsbaantje kunnen krijgen, mede dankzij zijn Amerikaanse cv. Maar het geeft toch maar aan hoe snel je in dit land kunt afglijden.”
“In India niet dan?” Vraagt Felix.
“Daar is het natuurlijk nog veel erger.” Bennie wappert met zijn hand. “Maar op een of andere manier accepteer je het van India eerder dan van een ontwikkeld land als Amerika.”
“Gelukkig is het voor die neef nog goed gekomen.” Zegt Manon. “Maar wat moeten al die andere Amerikanen die niet die mogelijkheid hebben?”
“Met een beetje geluk worden ze niet ziek. Maar er zijn al bijna vijfenveertig miljoen Amerikanen die hun verzekering niet meer kunnen betalen. Het is ook zo verschrikkelijk duur.”
“Hoe komt dat eigenlijk?”
“Omdat alles commercieel georganiseerd is. De ziekenhuizen zijn vrijwel allemaal van grote medische ondernemingen.”
“Dat ga je bij ons ook krijgen.” Zegt Felix somber. “Verzekeringsmaatschappijen zijn nu al bezig met het opzetten van eigen ziekenhuizen.”
“Slechte zaak!” Bennie knikt. “En dan zijn er natuurlijk de hoge verzekeringen die de artsen moeten afsluiten. Een kleine medische beroepsfout en je moet een enorme schadevergoeding betalen aan de patiënt. Maar ja, we betalen het uiteindelijk allemaal zelf.” Het weggedraaide rechteroog zit weer op zijn plek. “Maar nu genoeg gemopperd op dit mooie land. Daar zijn jullie niet voor gekomen. Zijn jullie al bij The Gates geweest?”
“De eerste dag al.” Zegt Manon.
“En?”
“Wel mooi, maar ik denk dat je het eigenlijk uit de lucht moet zien om het goed te kunnen ervaren.” Zegt Manon. “We zijn gisteren nog een keer geweest.”
“Met de sneeuw.” Bennie knikt. “En?”
“Het zag er sprookjesachtig uit, maar als er geen zon en geen wind is, hangen die oranje lappen als donkere dweiltjes tussen die palen.”
Bennie lacht. “Voor mij had dat hele kunstwerk niet gehoeven. Hebben jullie dit trouwens gezien?” Hij rommelt wat op zijn laptop. “Ik vond het vanochtend tussen mijn email.” Hij draait het beeldscherm naar hen toe en kijkt hen opgetogen aan. “De anti-Christo.”
Op het beeldscherm zijn foto’s te zien van een woonkamer waar honderden minieme poortjes met oranje lapjes zich als een slang tussen de stoelpoten, langs de bank naar de keuken slingeren.
The Tub Gates.” Leest Manon.
“Van Geof Hargadon.” Bennie lacht. “Die ergerde zich enorm aan alle tamtam die het hele Gatesproject heeft opgeleverd en besloot zelf deze poortjes te maken en in zijn woonkamer neer te zetten voor hemzelf, zijn vrouw en de poes. Ze zijn negen centimeter hoog. Maar dit terzijde.” Hij staat op. “Ik moet weer eens aan het werk. Jullie kunnen op je gemakje nu ons prachtige, nieuwe museum gaan bewonderen. Gaan jullie verder nog wat doen in New York?”
“Nog wat inkopen, maar het zit er bijna op.” Manon staat ook op. “Morgen vertrekken we naar Florida. Daar woont mijn zus.”
“Naar de zon. Ik ben jaloers.” Bennie houdt de deur voor hen open en steekt hen zijn hand toe. “Als jullie terug zijn in Nederland breng dan mijn hartelijke groeten over aan mijn neefje.”

Gepubliceerd: 22-02-07. Vond plaats op: 22-02-05. Tags:  architecten ; architectuur ; beeldende kunst ; pensioenen sociale verzekeringen ; sociale zekerheid ; Verenigde Staten ; welvaart ; woningmarkt ; Zorgstelsel ;