Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 166: Over vrije verkiezingen en moeizame identificatieprocessen  »
 
Manon en Godelieve wachten op Godelieve’s atelier op Mark. Het gaat niet goed met Godelieve. Ze is nerveus en slaapt slecht. Manon probeert haar af te leiden en begint over de verkiezingen in Irak. Mark vertelt over zijn zoektocht en hoe hij de zus van Vera heeft ontmoet en Manon krijgt een bijzondere opdracht van hem.

“Niet doen!” Zegt Godelieve bestraffend als Manon met haar vinger over een van de keramieken schalen strijkt. “Ze moeten nog geglazuurd worden.”
“Een opdracht?”
“Ja.” Godelieve slaakt een diepe zucht. “Maar het lukt allemaal niet zo.”
“Guus?”
Godelieve knikt en laat zich op een krukje zakken. Haar gezicht is bleek en ze heeft donkere kringen onder haar ogen. “Ik moet steeds maar aan hem denken en ik kan amper slapen, want als ik mijn ogen sluit, zie ik zijn gezicht onder water. Als ik het met mijn vingertoppen wil aanraken barst het wateroppervlak en weg is hij.” Haar ogen vullen zich met tranen. “Ik heb zo’n schuldgevoel, Manon.”
“Waarom?” Manon gaat dicht bij haar zitten en slaat een arm om haar heen. “Jij kunt er toch niets aan doen?”
“Als ik niet bij hem weg was gegaan, was hij nooit in Thailand terecht gekomen.”
“Wat een onzin.” Manon fronst haar wenkbrauwen.
“Maar het ergste vind ik dat hij is overleden zonder dat we het echt hebben kunnen uitpraten, zonder dat we weer vriendschap hebben kunnen sluiten.” Ze pulkt aan een kleine oneffenheid aan de rand van de schaal. “En Adriaan begrijpt het niet. Hij wordt ongeduldig als ik over Guus begin en het irriteert hem, dus praat ik er maar niet over. Daarom ben ik zo blij dat Mark weer terug komt. Hij begrijpt me.”
Een fluitsignaal uit de keuken geeft aan dat het water kookt. “Zal ik even?” Manon staat op.
“Nee, laat mij maar.” Godelieve loopt naar de keuken. Manon loopt achter haar aan en pakt in de gang de krant van het tafeltje.
“Ik zal er mee moeten leren leven.” Godelieve schenkt het hete water in de pot. “Denk je ook niet?”
“Huh.” Zegt Manon afwezig. Haar blik wordt gevangen door de foto op de voorpagina van de vrouw die met twee vingers een V-teken maakt. De triomf van de vrijheid. Het topje van haar wijsvinger is met blauwe inkt besmeurd.
“Ik weet dat er natuurlijk belangrijker zaken zijn.” Godelieve doet met een klap het deksel op de theepot. “Als je vind dat ik zeur, moet je het gewoon zeggen.”
“Sorry, Go.” Manon kijkt haar vriendin geschrokken aan. “Ik was alleen even afgeleid door deze foto. Wat zei je?”
“Laat maar.” Godelieve kijkt onwillig naar het vrolijke gezicht van de vrouw. “Ik wou dat ik me zo voelde.” Ze zucht nogmaals diep. “Maar ik ben wel blij voor die mensen, hoor. Voor het eerst sinds een halve eeuw weer vrije verkiezingen. En dat het allemaal zo goed verlopen is. Dat hadden we toch niet gedacht.”
“Nou, goed verlopen.... Er zijn wel 44 doden gevallen.”
“Dat is normaal voor Irak.”
“Hoor je eigenlijk wel wat je zelf zegt?” Manon legt de krant weg. “Dat is toch raar dat je 44 doden heel normaal vindt?”
“Je wordt nou eenmaal een soort murw voor de berichtgeving.” Zegt Godelieve verontschuldigend. “Maar het is nou in ieder geval achter de rug en het is meegevallen.”
“En jij denkt dat het nou klaar is?” Manon trekt een wenkbrauw op. “Ze zullen toch wat met die soennieten moeten. Het parlement moet namelijk door alle bevolkingsgroepen van Irak vertegenwoordigd zijn.”
“Waarom? Nou zijn de shi’ieten eens aan de beurt. Die Soennieten hebben jarenlang de macht gehad onder Sadam. Trouwens, als ze het belangrijk hadden gevonden hadden ze maar moeten gaan stemmen.”
“Hallo!” Manon tikt met de knokkels van haar vuist tegen haar hoofd. “Ik begrijp dat je je rot voelt, maar denk alsjeblieft wel even na voor je wat zegt. Ik denk dat de meesten dat heus wel wilden, maar daar was het gewoon te onveilig voor. Bovendien moeten ze de soennieten wel betrekken bij de samenstelling van de nieuwe grondwet want als ze dat niet doen kun je de hele wederopbouw wel vergeten. Dan loopt het uit op een verschrikkelijke burgeroorlog.”
Op dat moment gaat de bel. Godelieve vliegt naar de deur en klemt zich als een drenkeling aan Mark vast. Over haar schouder heen kijkt hij Manon vragend aan, ze haalt haar schouders op.
“Gaat het, Go?” Mark kijkt naar Godelieve’s gezicht, dat nat is van de tranen.
“Ik ben zo blij je te zien.” Godelieve laat hem sniffend los.
“Goed dat je terug bent.” Manon omhelst hem. Mark is gebruind en ziet er een stuk beter uit dan de laatste keer dat ze hem zag.
“Ja, op een gegeven moment moet je je er bij neer kunnen leggen.” Mark geeft Godelieve een prachtige bos amaryllissen. “We hebben nog tien dagen intensief gezocht en toen was het op.”
“Was je weer met die vrouw?” Vraag Godelieve. “De zus van Vera?”
“Pia? Reken maar!” Mark’s ogen krijgen wat glans. “We zijn onafscheidelijk geweest.”
“Oh.” Godelieve loopt naar de keuken. “Even de bloemen in het water zetten. Gaan jullie maar vast naar binnen.”
“Go is nogal labiel op het moment.” Legt Manon zachtjes uit als ze in de kamer zijn. “Ze is erg met Guus bezig.”
“Wie niet?” Mark kijkt somber naar buiten.
“Wie is Pia eigenlijk?” Wil Manon weten.
“De zus van Vera, die Zweedse vriendin van Guus. Die ook verdwenen is.”
“Hoe heb je die daar gevonden?”
“De dag na de ramp al.” Mark staat nog, dralend. Zijn gedachten dwalen terug in de tijd. “Ik was op het strand in slaap gevallen en werd wakker doordat iemand voorzichtig tegen me aan schopte.”
“Pia?”
“Nee. Het waren lijkenbergers, ze dachten dat ik een van de vele doden was. Ze stuurden me naar het stadhuis dat als crisiscentrum was ingericht. Daar zou iemand van de Nederlandse ambassade zijn." Mark gaat zitten. “Daar ben ik naar toe gegaan. Iedereen liep er door elkaar, het leek er wel een mierennest.”
“En daar zag je Pia.” Probeert Manon weer.
“Nog niet. Er was een bijzonder vriendelijke Nederlandse mevrouw die vroeg of ik een foto van Guus had. Die had ik, maar alleen op mijn digitale camera. Die foto die ik van Guus en Vera gemaakt heb, ik weet niet of je die gezien hebt?”
Manon knikt. “Die lag op dat kleedje.”
“Die heb ik laten afdrukken bij een printshop in de buurt en ben er weer mee naar het stadhuis gegaan. Ik heb het hoofd van Guus omcirkeld en de foto op een vel papier geplakt met zijn naam en allerlei specifieke kenmerken, zoals zijn kleur ogen en haar, zijn bril en zijn horloge. De vrouw van de ambassade heeft het vijftig keer voor me gekopieerd. Ik heb heel Phuket doorgelopen om de foto op te hangen. Bij het ziekenhuis, bij het stadhuis, bij de hotels, scholen, op bomen en bij barretjes. Soms was het moeilijk een plekje te vinden want het hing bomvol. Niet alleen lijsten met vermisten, maar ook van gewonden of doden. Heel macaber allemaal. Afijn, ik had net een van mijn laatste foto’s opgeplakt bij een barretje aan het strand, toen een blonde vrouw me op de schouder tikte.
“Pia?” Vraagt Manon nogmaals.
“Pia.” Mark glimlacht. “Ze vroeg me of ik op zoek naar Guus was. Ze had de foto gezien en herkende haar zus en Guus.”
“Wat een toeval.” Manon slaakt een diepe zucht. “En zo is het gekomen?”
“Eigenlijk wel. We hebben samen verschrikkelijk zitten huilen en zijn toen de foto’s van Vera gaan ophangen. Daarna zijn we met twee flessen sterke drank naar het strand gegaan waar we veel gepraat, gedronken en gehuild hebben. We zijn in elkaars armen in slaap gevallen. De dagen daarna zijn we blijven zoeken. Het was vreselijk, nou ja, je kent die verhalen inmiddels wel uit de kranten. Continu liepen we rond en zochten naar namen en foto’s tussen de steeds langer wordende lijsten bij de ziekenhuizen.”
Godelieve komt binnen en zet het dienblad met de mokken thee op tafel.
“Lekker, Go.” Mark pakt een mok. “Ik was Manon net aan het vertellen over onze zoektocht.”
“Hoe was het?”
“Vreselijk! Wanden vol gruwelijke foto’s van verminkte lijken. Ergens hoop je dat je Guus of Vera niet daartussen vindt, maar aan de andere kant ook weer wel want niks is erger dan onzekerheid.” Mark blaast over zijn thee. “En stinken daar. Niet te geloven. Ondanks dat er veel wierook wordt gestookt hangt er overal een lijklucht. Dagenlang heb ik met Pia bij de Yan-yao gestaan, dat is een tempel waar ze de lijken identificeren. Achter elkaar worden daar de doden binnen gedragen. Het rare is dat je zelf op een gegeven moment een soort expert wordt want we konden al gauw de lijken van toeristen en lokale bewoners uit elkaar houden.”
“Hoe dan?” Vraagt Manon geïnteresseerd.
“De verdronken toeristen hadden bijna allemaal een paarsrode kleur en ze zijn groter daarom passen ze meestal niet in de Thaise lijkkisten, zeker niet in opgezwollen toestand. Daar zijn speciale, provisorisch in elkaar getimmerde multiplex kisten voor aangevoerd. Maar je ziet ook lijken in plastic zakken en in lappen gewikkeld.”
“Vreselijk!” Godelieve rilt.
“Op een gegeven moment zie je het niet meer. Je raakt er aan gewend. Pas als je dan een klein jongetje ziet, met wijd opengesperde ogen en watten in zijn mond slaat de ontzetting in een keer weer toe. Dan realiseer je je weer dat elk lijk een menselijk drama op zich is.”
“Je hoefde toch niet te helpen met identificeren?” Vraagt Godelieve bezorgd.
“Goddank niet! Daar hebben ze een speciaal team voor. Dat probeert de lijken te identificeren aan de hand van kenmerken die de nabestaanden hebben opgegeven. Haarkleur, littekens, tatoeages, botstructuur, gebit. Ik heb van Guus’ tandarts zijn gebitsgegevens meegekregen toen ik de tweede keer ging.”
“Doen ze niks met DNA?” Wil Manon weten.
“Ja, ook wel. Ze hebben van mij wat wangslijm afgenomen.”
“Je weet maar nooit.” Godelieve pakt zijn hand. “En Vera? Is die nog gevonden?”
Mark schudt zijn hoofd.
“En nu hebben jullie elkaar daar weer ontmoet.” Manon bespeurt een tikkeltje jaloezie in Godelieve’s stem.
“Het is een fantastische meid. We hebben afgesproken elkaar binnenkort in Zweden te ontmoeten. Het is dat ik over drie weken die Marsconferentie in Noordwijk heb, anders was ik misschien wel met haar mee gegaan.”
“Goh.” Zegt Godelieve tam. Ze drinken zwijgend hun thee, verzonken in hun eigen gedachten.
“Waar ik jullie over wilde spreken...” Verbreekt Mark de stilte.
“Ja.” Godelieve kijkt hem verwachtingsvol aan.
“We hebben Guus nu herdacht met zijn vrienden en we hebben bloemblaadjes in de Indische oceaan gestrooid. Allemaal prachtig, maar nu willen we zo graag nog een tastbare herinnering aan hem. We hebben natuurlijk geen lichaam om te begraven maar we willen toch graag iets bij het familiegraf in ons kapelletje. We dachten natuurlijk in eerste instantie aan jou, Go. Aan iets van keramiek of zo. Hij is twintig jaar gelukkig met je geweest, en jij kent hem misschien wel het beste van ons allemaal.”
“Oh nee!” Godelieve trekt wit weg. “Dat zou ik echt niet kunnen!”
“Ik kan me voorstellen dat het heel erg moeilijk voor je is, maar ik wilde het je toch vragen.”
Godelieve’s lip trilt. “Vind je het heel erg?”
“Nee, ik vermoedde al zoiets.” Mark legt zijn arm om haar heen. “Daarom heb ik jou erbij gevraagd, Manon. Hij was ook dol op jou en bovendien deelde hij met jou de liefde voor de natuur. Wat denk je er van?”
Manon fronst haar wenkbrauwen: "Daar moet ik wel even over nadenken.”

Gepubliceerd: 02-02-07. Vond plaats op: 02-02-05. Tags:  aardbeving ; Irak ; politiek buitenland ; Thailand ; verkiezingen ;