Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 165: Over barmhartige priesters en benevelde concepties   »
 
Helen en Geert vertellen tijdens een etentje bij Adriaan en Godelieve dat ze in verwachting zijn. Tot Adriaan’s verbazing kent Geert het requiem van de componist Kilar. Het gaat over de Poolse monnik Kolbe die in Auschwitz gestorven is. Geert vertelt dat hij een Poolse moeder heeft en dat zijn oma in Oswiecim, Auschwitz, woonde.

“Mark komt maandag weer terug.” Godelieve sluit de voordeur achter Manon en Felix.
“En?” Vraagt Manon gespannen, terwijl ze haar jas aan de kapstok hangt.
“Niks natuurlijk.” Zelfs in de schemerige gang kan Manon zien, dat Godelieve’s gezicht bleek is. “Hij wil woensdagmiddag met me afspreken. Ik moest jou ook vragen.”
“Waarom?”
“Geen idee. Half drie bij mij op mijn atelier. Maar hou het een beetje stil.” Godelieve dempt haar stem. “Adriaan weet van niets. Ik heb het er maar niet over, want hij reageert heel heftig op alles wat met Guus te maken heeft.” Ze doet de deur naar de woonkamer open. “Helen en Geert zijn er al.”
“Helen! Wat zie je er goed uit!” Manon kijkt haar gebruinde vriendin keurend aan. “Australië heeft je goed gedaan. Het lijkt wel of je wat dikker bent geworden.”
“Vind je?” Helen kijkt even opzij naar Geert, die lui achterover gezakt op de bank naast haar zit. Hij knikt haar bemoedigend toe.
“Ik ben zwanger.”
“Mijn god!” Floept Manon eruit. Helen schiet in een nerveuze lach.
“Gefeliciteerd!” Felix kijkt Manon bestraffend aan.
“Ja, gefeliciteerd.” Zegt Manon aarzelend. “Hoe ver ben je?”
“Het is nog heel pril, ik weet het net.”
“Wat is heel pril?” Godelieve komt aanlopen met twee wijnglazen in haar handen.
“Ik ben zwanger.” Herhaalt Helen.
“Wat?” Ongelovig kijkt Godelieve haar aan. “Jij wilde nooit kinderen!”
“Een mens kan zich bedenken.” Geert slaat beschermend zijn arm om Helen heen.
“Maar jij hebt al zeven kinderen.” Godelieve kijkt Geert licht beschuldigend aan. “Is dat niet genoeg?”
“Op zich wel. Maar we wilden er graag nog eentje samen.”
“Maar, Helen...” Godelieve is duidelijk van slag, “je bent veertig!”
“Nou en? Er zijn tegenwoordig ook vrouwen van vijfenzestig die nog een baby krijgen. Daarmee vergeleken ben ik piepjong.”
“Dan maar geen wijn zeker.”
“Ik zou niet weten waarom niet. Een beetje alcohol kan heus geen kwaad.”
“Zou je dat nou wel doen?” Geert kijkt haar met gefronste wenkbrauwen aan.
“Een glaasje.” Bedelt Helen.
“Nee, je moet niet drinken.” Bemoeit Manon zich ermee. “En jij eigenlijk ook niet, Geert.”
“Ik?” Hij kijkt haar verbaasd aan. “Waarom zou ik niet mogen drinken?”
“Mannen kunnen beter ook geen alcohol drinken tijdens de zwangerschap, dat stond pas in de krant.”
“Wat is dat nou voor raar verhaal?”
“Nee,” verbetert Felix haar, “mannen moeten geen alcohol drinken vòòr de conceptie. Daarna mag je drinken wat je wilt.”
“Gelukkig!” Geert neemt een van de glazen uit Godelieve’s handen en neemt een flinke slok wijn. “En waarom is dat dan?”
“Alcohol schijnt de celdeling rond de bevruchting te beïnvloeden en dat vermindert de vruchtbaarheid.”
“Het was anders de eerste keer raak, hoor.” Helen wuift achteloos naar het glas wijn in Godelieve’s handen. “Ondanks dat we flink gezopen hebben de week daarvoor. Geef nou maar, Go, één glaasje kan echt geen kwaad. Hè, ik dacht dat alleen verloskundigen over dat soort dingen zeurden, maar nu beginnen mijn vrienden ook al.”
“Dan moet je het zelf maar weten.” Godelieve geeft haar het glas. “Maar niet gaan zeuren als je een miskraam krijgt.”
“Ben je gek, joh! Misschien als je je helemaal laveloos drinkt, maar niet van dit ene glaasje.”
“Helen, ik vind dat je dom praat.” Zegt Felix. “Elk gezond denkend mens weet dat alle middelen die invloed hebben op de hersens van de moeder ook de supersnel groeiende hersens van het kind kunnen beïnvloeden.”
“Dan heb je het over drugs of zo.” Wimpelt Helen af.
“Nee, ook medicijnen en alcohol.”
“En sigaretten.” Voegt Manon eraan toe als ze ziet dat Helen nerveus naar een pakje sigaretten voor haar op tafel grijpt.
“Mag een sigaretje ook al niet meer?”
“Ga gerust je gang.” Felix maakt een uitnodigend gebaar naar het pakje. “Maar kom niet bij ons klagen als je kind straks dom en agressief is.”
Moedeloos leunt Helen achterover en zegt met een pruillip tegen Geert: “Ik wil naar huis, ik vind het niet meer leuk.”
“Ze hebben wel een beetje gelijk, schatje.” Geert strijkt Helen over haar wang. “Hee, Kilar.” Hij gaat iets rechterop zitten als zware muziek de kamer vult.
“Knap!” Adriaan, die zojuist de cd heeft opgezet, kijkt hem verrast aan. “Bijna niemand kent dit.”
“Ik heb nog nooit van Kilar gehoord.” Bekent Manon.
“Het is een Poolse componist.” Zegt Geert. “Mijn moeder draaide dit vroeger veel.”
“Geert’s moeder is Pools.” Legt Helen uit.
“Oh? Hoe kom je aan zo’n Hollandse naam dan?”
“Mijn opa heette Geert en dat was een gewone Hollandse jongen.”
“Ik vind die muziek erg somber.” Klaagt Godelieve. “En niet geschikt voor een gezellig etentje.”
“Requiems zijn altijd somber.” Zegt Geert. “Het is opgedragen aan ene Kolbe, een Franciscaanse monnik die in 1941 in Auschwitz is overleden. Mijn oma kon er prachtig over vertellen.”
“Vertel het.” Dringt Helen aan. “Het is een mooi verhaal. En heel toepasselijk in deze Auschwitzherdenkingstijd.”
Adriaan zet de muziek wat zachter.
“Maximiliaan Kolbe.” Begint Geert. “Zo heette hij. Misschien staat er wel een foto van hem op het cd-hoesje.” Adriaan kijkt op de achterkant van het doosje. “Ziet er uit als een geestelijke, ja.” Hij laat hen het portret zien van een man met een onopvallend gezicht, vriendelijke ogen achter een brilletje met ronde glazen.
“Dat is hem.” Geert knikt bevestigend. “In zijn preken had hij veel kritiek op de Duitse bezetting. Het was dan ook onvermijdelijk dat hij werd opgepakt in februari 1941 en in Auschwitz op de ziekenafdeling te werk gesteld werd. De Duitsers beulden hem enorm af, maar toch konden ze niet verhinderen dat hij ’s avonds met de gevangenen bad en hen de biecht afnam. Zo ging het een aantal jaar verder tot er in de zomer van 1944 een gevangene uit Auschwitz ontsnapte. Als vergelding moesten er tien willekeurige gevangenen sterven. Ze stonden de hele dag in de brandende zon, terwijl de kampcommandant tergend langzaam zijn slachtoffers koos. Een van hen was ene Franz Gajowniczek, een vader van vier kinderen. Mijn oma vertelde dat het oudste zoontje van die Franz net zo oud was als ik en dan stelde ik me altijd voor dat mijn vader daar stond en te horen kreeg dat hij moest sterven.”
“Hoe oud was je toen?” Helen streelt zijn hand.
“Acht. De rillingen liepen dan over mijn rug. Afijn, pater Kolbe stapte naar voren en bood aan om de plaats in te nemen voor Franz.”
“Dat noem ik pas ware naastenliefde.” Manon laat een van de glazen knikkertjes uit het kristallen vaasje over haar hand rollen. “Maar dat wilden de Duitsers zeker niet?”
“Jawel. Mijn oma vertelde dat ze te verbaasd waren om tegen te sputteren. Ze werden niet gefusilleerd, maar ze werden naar de hongerbunker gebracht. Dat was een betonnen ruimte onder de grond, waarin de gevangen levend begraven werden zodat ze een langzame hongerdood stierven. Niemand heeft hen meer gezien, maar je kon het zingen en bidden horen. Het werd wel met de dag zwakker. Kolbe hield stand en was een rots in de branding voor zijn lotgenoten. Toen hij na twee weken nog niet dood was, waren de Duitsers het zat en hebben hem een dodelijke injectie gegeven. Dat was 14 augustus 1944.”
“Heeft die Franz het uiteindelijk wel overleefd?” Vraagt Godelieve.
“Jazeker. Toen de paus Kolbe in 1982 heilig heeft verklaard stond Franz samen met zijn vrouw, zijn vier kinderen en zijn kleinkinderen op het Sint Pietersplein in Rome.”
“Mooi, hè?” Helen’s hand ligt nog steeds op die van Geert. “Sindsdien is Kolbe de beschermer van alle politieke gevangenen.”
“Ben je wel eens in Auschwitz geweest?” Vraagt Felix.
“Ik dacht het wel.” Geert lacht. “Mijn oma woonde er.”
“In het kamp?”
“Nee, natuurlijk niet. In Oswiecim, het stadje waar het kamp gevestigd is. Hier in het westen heet het Auschwitz, maar in het Pools is dat Oswiecim. Het is een mooi stadje, met een prachtig oud Middeleeuws centrum, maar dat weet bijna niemand.”
“Nee, iedereen associeert het natuurlijk met het kamp.” Zegt Manon. “Woonde je oma er ook al tijdens de oorlog?”
“Ja, mijn moeder was toen een jaar of zes. Maar die kan zich niet veel herinneren uit die tijd. Alleen dat het altijd naar verbrand vlees rook. Ze heeft ook nooit willen barbequen en ze heeft moeite om over die tijd te praten. Maar babcia...”
“Zijn oma.” Legt Helen uit.
“Ja, mijn oma. Die heeft er wel veel over verteld. Ze heeft me meegenomen naar het kamp en me laten voelen wat er gebeurd is. Dat mocht pas van mijn moeder toen ik twaalf was. Ik wilde al veel eerder want die roodstenen barakken intrigeerden me enorm door al die verhalen van oma en als ik door mijn oogharen keek, kon ik als het ware de broodmagere kindertjes in hun dunne dekentjes gewikkeld achter de hekken zien staan. En dat perron dat er nog lag. In mijn fantasie zag ik steeds opnieuw die trein aankomen in een wervelende sneeuwstorm. Mijn oma heeft het zichzelf altijd kwalijk genomen dat ze het geluid van de doodstreinen na een aantal weken niet meer hoorde. Het werd onderdeel van het dagelijkse leven.” Geert bijt op zijn lip.
“Zo gaat het.” Zegt Felix berustend. “Maar het blijft onbegrijpelijk dat zo’n gigantische volkerenmoord nog maar zestig jaar geleden vlak onder onze neus heeft plaats kunnen vinden.”
“Babcia zei dat ik nooit moest vergeten wat er gebeurd was en dat ik het moest doorvertellen aan iedereen die het maar wilde horen. Dat vertelde ze me in blok 11, het dodenblok waar pater Kolbe heeft gezeten in cel nummer 18. Er brandt dag en nacht een kaars en er staan altijd verse bloemen.”
“Daar gaan we later met de kleine naar toe.” Helen geeft hem een kus. “Misschien noemen we hem wel Kolbe.”

Plinius: "We hebben begrepen dat het een duidelijk teken voor vruchtbaarheid bij vrouwen is als de zalf die ze op hun ogen aanbrengen in het speeksel bespeurbaar is." (uit Naturalis Historia, boek 7-Menstruatie; vertaald door Joost van Gelder, Mark Nieuwenhuis en Ton Peters, 2004)

Gepubliceerd: 29-01-07. Vond plaats op: 29-01-05. Tags:  christendom ; gynaecologie en zwangerschap ; Polen ; Tweede Wereldoorlog ; verslaving ;