Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 138: Over artistieke entertainmentfabrieken en maatschappelijke integratiebegeleiders  »
 
Manon en Felix zijn door Helen uitgenodigd voor een dineetje in een museum waar Helen de catering verzorgt. Ze mopperen over de publieksactiviteiten die musea tegenwoordig doen om bezoekers te trekken en raken daarover in gesprek met de Indiase Nishal. Hij is leraar maatschappijleer en maakt zich zorgen over de toekomst van allochtone jongeren.

“Een diner in een museum.” Felix kijkt met een cynische blik rond naar de lange, witgedekte tafels die in de zaal staan opgesteld. Het zachte geroezemoes mengt zich met cellomuziek van Bach. Hier en daar rinkelt een glas. ”Het moet toch niet veel gekker worden.”
“Als Helen ons niet persoonlijk had uitgenodigd, hadden we hier ook niet gezeten.” Manon bestudeert zichzelf in haar lepel. “Mijn God, wat ze tegenwoordig al niet doen om bezoekers binnen te krijgen.”
“Het is toch vreselijk dat nu ook de musea zijn verworden tot entertainmentfabrieken. Waarom doen ze niet gewoon wat ze moeten doen: kunst laten zien.”
“Om dat het daar tegenwoordig niet meer om gaat.” Manon haalt vermoeid haar schouders op. “Het draait allemaal om geld en bezoekersaantallen, daar worden de musea tegenwoordig op afgerekend.”
“Het moet allemaal laagdrempelig en makkelijk zijn.” Zegt de man die tegenover hen aan tafel zit. Hij heeft een donker, Aziatisch smal gezicht. “De kunst wordt steeds oppervlakkiger en de musea gaan bij het maken van tentoonstellingen voor goedkope succesjes.”
“Nou, goedkoop.” Felix kijkt met een zuinig gezicht om zich heen. “Laten we het op succesjes houden.
“Een hele slechte ontwikkeling.” De man pakt zijn servet en schudt hem naast de tafel uit. “Als de musea alleen maar laten zien wat de mensen mooi vinden gaan ze daar uiteindelijk aan kapot. U denkt toch niet dat ze dit op de lange termijn trekken?” Hij stoot een kort lachje uit. “Het is zoals u zegt, musea worden entertainmentfabrieken, een soort culturele verlengstukken van de Efteling of het Archeon. Internationaal gezien tellen onze musea al amper meer mee.”
“Wat hedendaagse kunst betreft dan.” Zegt Felix onwillig. “Naar de Rembrandt’s en Van Gogh’s blijven de mensen natuurlijk wel komen.”
“Ik heb het over de hedendaagse kunst.” De man knikt beleefd. “Musea hebben een belangrijker rol te vervullen dan disco-avonden en dineetjes tussen de schilderijen.”
“Maar ù zit hier ook.” Zegt Manon licht beschuldigend.
“En u.” Kaatst hij de bal terug.
“Mijn vriendin verzorgt de maaltijd.” Zegt Manon verdedigend.
“Wat leuk. Ik ben ook verexcuseerd want mijn vrouw is uitgenodigd.” Hij raakt vluchtig de arm aan van de platinablonde vrouw naast hem, die, opdringerig voorovergebogen, met een kale man zit te praten. Ze draait zich even om, lacht ongeïnteresseerd naar Manon en Felix en wendt zich dan weer tot de kale man.
“Toch is het niet overal kommer en kwel in de musea.” Peinst Manon. “Wij waren vanmiddag even in museum De Pont en daar hangt een heel andere sfeer. Daar gaan de kunstenaars nog wel naar toe.”
“De Pont.” De kleine lachrimpeltjes rond de ogen van de man, verdiepen zich. “Schitterend museum. Maar dat wordt beheerd door een particuliere stichting. Ze zijn niet afhankelijk van overheidsgelden dus hoeven ze zich ook niet zo druk te maken om bezoekersaantallen.”
“Waarom leeft dat niet wat meer in Nederland?” Manon buigt zich iets opzij voor het bord soep dat voor haar neergezet wordt. “Gisteren is dat overzichtje weer gepresenteerd met de vijfhonderd rijkste Nederlanders. Brenninkmeijer van C&A stond bovenaan. Twaalf miljard euro. Dan kan je toch best een museum adopteren?”
“Dat doen ze in Amerika wel.” De man knikt instemmend. “Mijn neef werkt in New York als conservator van het Moma. Die hebben veel meer geld dan een overheidsmuseum. Het wordt nu voor iets van 850 miljoen dollar verbouwd en daarvan is 500 miljoen al bij elkaar gelegd door de beschermers van het museum. Die vinden het hun verantwoordelijkheid dat het Moma zich kan ontwikkelen en de collectie kan uitbreiden.”
“Zo!” Felix fluit bewonderend. “Dat noem ik nog eens betrokkenheid. Maar zijn ze dan niet bang voor artistieke bemoeienis? Ik zou me zo kunnen voorstellen dat ik, als ik er veel geld in zou steken, ook wel wil mee beslissen.”
“Volgens mijn neef hebben ze een deskundig bestuur dat intensief bij de kunst betrokken is, maar de artistieke leiding gaat over het tentoonstellingsbeleid.” Legt de man uit. “Maar er wordt geen enkele aankoop gedaan zonder instemming van het bestuur.”
“Dat is dus goed geregeld.” Manon proeft de soep, die een romige amandelsmaak heeft.
“En al zou het bestuur zich met het artistieke beleid bemoeien, dat is altijd nog beter dan een overheid die bepaalt wat een museum moet gaan doen zoals bij ons. Met risico op sluiting als je niet genoeg bezoekers binnen krijgt.”
“Wat kijk je nou weer sikkeneurig.” Manon voelt twee handen op haar schouders. “Heb je het niet naar je zin?”
“Helen!” Manon draait zich om. “Ik heb het enorm naar mijn zin. We hebben zo’n leuke gesprekspartner.” Ze knikt naar de man tegenover haar. Hij lacht en steekt uitnodigend zijn hand uit over tafel. “We hebben ons nog niet aan elkaar voorgesteld. Ik ben Nishal Radouf.”
“Manon.” Manon drukt de warme hand.
“Felix.” Mompelt Felix.
“En ik ben Helen.” Helen grijpt de uitnodigende hand. “Ik kwam eens vragen wat jullie van mijn soep vonden.”
“Heerlijk!” Roept Manon uit. “Helen heeft de culinaire verantwoordelijkheid vanavond.” Verduidelijkt ze.
“Voortreffelijk soep.” Zegt Nishal beleefd.
“U bent toch ook vegetariër?” Helen kijkt hem afwachtend aan. “Manon en Felix ook. Ik heb vanavond speciaal mijn best gedaan voor de vegetarische gasten.”
“Kijk eens aan.” Zegt Nishal.
“Hebben jullie dit al gezien?” Helen draait haar rug naar hen toe. Het zwarte jasje heeft een geïntegreerd beeldscherm, waarop de naam van het museum zichtbaar is. “Je kunt hem koppelen aan een computertje.” Ze haalt een zwart apparaatje uit haar zak en houdt het omhoog. “Je kan de tekst veranderen in wat je maar wilt maar ik weet niet hoe dat moet.”
“Geef maar.” Felix strekt zijn hand uit om het apparaatje te pakken.
“Nee, dan weet ik niet meer hoe ik het terug moet zetten.” Helen steekt bezorgd weer in haar zak. “Vanavond moet de museumnaam natuurlijk zichtbaar zijn.”
“Helen!” Ze kijkt gejaagd om als ze haar naam hoort roepen. “Ik moet weer naar de keuken. Spreek ik jullie vanavond nog? Alsjeblieft, want anders zie ik jullie niet meer voor onze reis naar Australië.”
“Altijd druk.” Zegt Manon verontschuldigend tegen Nishal als Helen wegloopt. “Wat doet u als ik vragen mag? U weet zoveel van kunst.”
“Je mag wel je zeggen, hoor.” Nishal lacht. “Dat maakt het gesprek wel zo eenvoudig. Ik ben leraar. Maatschappijleer, maar op dit moment voel ik me meer een integratie-begeleider om de oververhitte gemoederen wat te temperen.”
“De moord op Van Gogh?”
“Schei uit.” Nishal knikt. “Ik werk op een zogenaamde zwart-witte school met veel allochtonen. Het enige waar we aan toe komen is veel, heel veel praten. Dat gaat niet altijd even makkelijk. Het helpt natuurlijk wel dat ik zelf ook buitenlander ben, ik kom uit India. En ik ben ook moslim. Gematigd, hoor.” Voegt hij er verontschuldigend aan toe.
“Is uw vrouw ook moslim?” Manon kijkt naar de blonde vrouw.
“Nee, zij gelooft niets.” Nishal kijkt met een liefdevolle, maar ietwat melancholische blik naar zijn dellerige vrouw. “Maar dat hoeft ook niet van mij, ik ga haar geen geloof opdringen. Dat moet ieder voor zich weten.”
“Dat vind ik nou een goede instelling.” Zegt Felix. “Waren alle gelovigen maar zo.”
“De meeste zijn ook zo.” Glimlacht Nishal. “Een bevriende collega van mij heeft die jongen die van Gogh vermoord heeft in de klas gehad. Het was toen een aimabele, leergierige jongen met een gematigde instelling ten opzichte van de islam.”
“Osama Bin Laden is ook vast heel aardig geweest als jongetje.” Zegt Felix cynisch.
“Hoe kan het dan dat hij in een keer zo fundamentalistisch is geworden?” Manon kijkt naar de populieren zich af.
“Dat is een heel gecompliceerd proces.” Nishal leunt achterover op zijn stoel. “Allochtone jongeren hebben vaak hele hoge verwachtingen van hun kansen in de maatschappij. Ze denken dat als ze maar hard leren en hun diploma halen, de arbeidsmarkt ze dan met open armen zal ontvangen. Als ze het felbegeerde diploma eenmaal hebben zitten ze vol energie en willen ze aan het werk. Maar als ze gaan solliciteren, blijkt dat de samenleving helemaal niet op hen zit te wachten. Ze zien hun autochtone medeleerlingen banen krijgen, terwijl zij keer op keer afgewezen worden. Deze jongeren hebben ook hun idealen. Wat dacht je? Ze willen bouwen aan hun toekomst. Trouwen, kinderen krijgen en misschien een mooie auto, maar in plaats daarvan krijgen ze een uitkering en mogen ze thuis gaan zitten. Dat is toch niks voor een jonge vent die staat te popelen om zich te bewijzen in de maatschappij? En behalve dat ze teleurgesteld zijn, zijn ze ook nog in hun trots gekwetst. Ze vinden dat hun zelfrespect ter discussie wordt gesteld.”
“En dan helpt een Theo van Gogh niet die hen geitenneukers noemt.” Begrijpt Manon. “En hun profeet een pedofiel.”
“Nee, dat helpt niet.” Zegt Nishal cynisch. “En, in tegenstelling tot hun ouders, spreken en verstaan zij de Nederlandse taal goed en weten dus heel goed wat er over hen gezegd wordt. Vooral jonge moslims trekken het zich erg aan, omdat die toch al vaak worstelen met een eigentijdse invulling van hun geloof. Op internet zien ze op islamitische website’s foto’s van verminkte geloofsgenoten in Palestina en Tsjetsjenië. Ze lezen over tienduizenden doden in Irak waar in de westerse media nauwelijks aandacht aan wordt besteed. Veroorzaakt door de samenleving die hen ook niet accepteert. Als hun profeet ook nog eens wordt beledigd gaan ze hun geloof uitvergroten en verharden ze zich. En dat is het moment waarop de politiek-extremistische islamisten wachten.” Nishal formuleert zijn woorden zorgvuldig. “De jongeren zijn op dat moment heel kwetsbaar. De radicale islam biedt hen de zin in hun leven op een presenteerblaadje aan. De rekruteurs staan klaar om hen binnen te trekken binnen een zogenaamde warme familie van Jihadisten, die met elkaar een heilig doel nastreven.” Hij zwijgt even en neemt nog een slokje water. “Het is dus onze rol om de weerbaarheid van de jongeren te vergroten. Zodat ze zich kunnen wapenen tegen de fundamentalistische Jihadisten. Door jongeren constant te blijven confronteren met mensen die anders denken krijgen ze een andere kijk op de islam. We moeten ze ook de grondbeginselen van de democratie bijbrengen, want je moet niet vergeten dat met name moslimkinderen dat niet van huis uit hebben meegekregen.”
“Dit is het vegetarische hoekje, he?” Een jonge vrouw met een vrolijk wipneusje in net zo’n jasje als Helen kijkt hen opgewekt aan. “De volgende gang. Couscous met gemarineerde champignons en een tomaten-geitenkaassalade. Marokkaans vandaag.”

Gepubliceerd: 06-11-06. Vond plaats op: 06-11-04. Tags:  arbeidsmarkt ; asielbeleid en integratie ; beeldende kunst ; ict en telecom ; islam ; kunstsponsoring ; onderwijs ; terrorisme ;