Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 133: Over literaire lappendekens en evoulutionaire vondsten  »
 
Carla krijgt de nieuwe bijbelvertaling cadeau van Fien. Ze discussiëren over het nut van een nieuwe vertaling. Manon is verontwaardigd dat de homopassage er niet is uitgehaald en ziet terloops dat er ook een passage instaat over seks met dieren. Ze vindt dat er op zijn minst ook een passage over dierenmishandeling in de bio-industrie in had (...)

"Is ze weg?" Fien gaat tussen Carla en Manon in zitten.
"Wie?" Carla kijkt haar vragend aan.
"Ja, wie! Nijsje natuurlijk."
"Oh, ja." Carla’s gezicht betrekt. "Weet je, ik heb er eigenlijk nog helemaal niet aan gedacht vandaag. We waren zo druk."
"Ik had nooit gedacht dat ze het toch zou doen." Fien snuift misprijzend en schuift Carla een pakje over tafel toe. “Hier, heb je nog wat afleiding."
“Een cadeautje!” Carla kijkt verrukt maar enigszins gegeneerd naar het pakje. “Ik ben toch niet jarig?” Aarzelend scheurt ze het papier er af. “De nieuwe bijbelvertaling!” Ze kijkt Fien verbaasd aan. "Ik dacht dat die uitverkocht was?"
“Dat dacht ik ook, maar er lag weer een hele stapel bij de Bruna. Ik heb er gelijk twee gekocht. Ook een voor Kees en Ilona. Een jong gezin hoort een bijbel in huis te hebben.”
“Is de baby er al?” Vraagt Manon.
“Nee, maar hij kan volgens mij wel elk moment komen. Ilona is vreselijk dik.”
“Half november toch?” Carla pakt het rode boek en bladert er tevreden in. “Hee, er staan geen nummertjes meer in de kantlijn.”
“Wat?” Fien trekt het boek uit Carla’s handen. “Alle verzen zijn weg!” Roept ze ontzet.
“Die heb je toch helemaal niet nodig!” Werpt Manon tegen. “Dat is alleen maar afleidend bij het lezen.”
“Maar hoe moet ik dan iets terug vinden als ik iets wil mee lezen in de kerk? Nou, als er geen verzen in staan hoef ik hem zelf niet.
“Er is ook een versie met verzen.” Zegt Manon.
“Het is wel goed. Mijn oude bijbel is eigenlijk nog prima. Bovendien schijnt deze veel te vrij vertaald te zijn. Dat is toch niks voor mij.”
“Het schijnt dat hij daardoor wel erg goed leest. Die Statenvertaling was toch volkomen onleesbaar.”
“Dat ben ik niet me je eens.” Fien legt het boek neer. “Het leest juist zo fijn omdat je het zo goed kent.”
“Maar niet voor jonge mensen en nieuwkomers. Als die lezen vergeef ons onze schulden gelijk wij vergeven onze schuldenaren, wordt het boek meteen aan de kant gegooid. Dat is toch onleesbaar voor iemand die daar niet mee is opgegroeid.”
“Matteüs 6 en Lucas 11.” Fien pakt de bijbel weer op en begint driftig bladzijden om te slaan. “Het is inderdaad erg lastig om iets terug te vinden.” Ze kijkt Carla aan. “Wil je hem echt niet ruilen?”
“Ik weet het niet.” Carla kijkt onzeker naar haar nieuwe aanwinst.
“Ik hoor het wel. Ik heb de bon. Als het maar binnen een week is.” Fien tikt met haar vinger in de bijbel. “Hier: Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven wie ons iets schuldig was. Dat kan toch niet?”
“Ik zou niet weten waarom niet.” Zegt Manon. “Het is in ieder geval begrijpelijke taal.”
“Maar zo kil en ambtelijk, alle poëzie is eruit.”
“Dat is alleen maar omdat je gewend bent aan die taal uit de Statenbijbel. Je hebt het honderden keren gehoord en je bent ermee vergroeid geraakt.”
“Maar het karakteristieke van de bijbeltaal verdwijnt op deze manier. Bij de Statenvertaling hebben ze toch zo goed mogelijk geprobeerd om het oorspronkelijke woord letterlijk te vertalen. Zoals het bedoeld is.”
“Welk oorspronkelijk woord?” Manon kijkt haar geringschattend aan. “Alleen al van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament bestaan geloof ik meer dan 5000 manuscripten. De hele bijbel is een lappendeken. Trouwens, wat is nou belangrijker? Een bijbel die woord voor woord klopt met misschien een poëtischer maar hopeloos verouderd en ingewikkeld taalgebruik, waarbij mensen een dominee of priester nodig hebben om de teksten te kunnen uitleggen, of een literaire bijbel die lekker leest en waarbij de tekst als geheel belangrijk is?”
“Tja.” Fien twijfelt.
“Ik denk dat het gewone kerkvolk alleen maar blij is met een bijbel in heldere en duidelijke taal die aansluit op de hedendaagse samenleving.” Carla is het met haar dochter eens. “Dat past veel meer bij de individuele geloofsbeleving die in opkomst is.”
“Maar dan blijven de kerken alsnog leeg!”
“Daarom maken al die behoudende christenen ook zo’n drukte.” Meent Manon. “Die zijn als de dood dat de mensen thuis de bijbel gaan zitten lezen en niet meer komen luisteren naar de hel- en verdoemenispraatjes van de dominees. Het wordt dan veel moeilijker om de zieltjes te hersenspoelen.”
“Bij mijn schoonmoeder in de kerk gaan ze deze bijbel trouwens niet gebruiken in de liturgie.” Zegt Fien. “Die is katholiek.”
“Ook zoiets idioots.” Manon schudt haar hoofd. “Hebben de katholieken tien jaar meegewerkt aan deze nieuwe bijbel en dan gaan ze hem boycotten.”
“Hij is wel geschikt voor studiekringen en gemengde huwelijken.”
"Gemengde huwelijken?" Manon kijkt Fien en haar moeder beurtelings aan.
“Fien bedoelt dat hij wel geschikt is voor katholieken en protestanten. Die konden vroeger echt niet door een deur, laat staan dat ze dezelfde bijbel gebruikten. Weet je niet meer dat oma alitijd zei: twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen?”
“Een huwelijk tussen een katholiek en een protestant was vroeger een doodzonde.” Fien knikt instemmend. “Net zoiets als homohuwelijken nu.”
“Hebben ze die enge passage over homo’s er eigenlijk uitgehaald.” Manon trekt het boek uit Fien’s handen. “Was het niet Leviticus nog wat?”
“Leviticus 18, vers 22.” Zegt Fien afgemeten.
“Ik ga koffie maken.” Carla staat op terwijl Manon druk aan het bladeren is.
“Hier heb ik het: Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk.” Manon fronst haar wenkbrauwen. “Het is wel wat afgezwakt, maar het staat er nog steeds in. Dat kan toch niet meer in deze tijd! Oh, en kijk wat hier, vlak daarna, staat: Verontreinig jezelf niet door de geslachtsdaad te verrichten met een dier. En een vrouw mag niet een dier uitlokken om met haar te paren, dat is pervers.”
“Dat is toch ook niet fris.” Fien vertrekt vol afschuw haar mond. “Dat is toch alleen maar goed dat dat in de bijbel staat?”
“Ik zou het ook niet gauw doen, maar waarom hebben ze dan nu niet de gelegenheid aangegrepen om iets over de dierenmarteling in de bio-industrie te zeggen.” Manon kijkt haar verontwaardigd aan. “Je mag wel een hele arm bij een koe inbrengen voor inseminatie, maar op seks met dieren rust een taboe! Er wordt een geit verkracht en heel Nederland staat op zijn achterste benen.”
“Vind jij dat normaal dan?”
“Natuurlijk niet, maar is dat zieliger dan onverdoofd varkens castreren, kuikens ontsnavelen of ze levend met honderden tegelijk in plastic zakken te stoppen? Schei toch uit! Het wordt hoog tijd dat dieren dezelfde rechten krijgen als mensen.”
“Dat is natuurlijk onzin.” Fien schudt geërgerd haar hoofd. “Dieren zijn heel anders dan mensen. Mensen kunnen denken.”
“Juist daarom zijn ze volkomen verantwoordelijk voor hun daden. Tijgers kunnen niet schaken." Manon kijkt naar de pompoenen die op het terras liggen. De rechter is net een vogel met zijn lange, sierlijke hals en gedroogde kroontje. "Trouwens er zijn veel dieren die intelligenter zijn dan bepaalde mensen. De meeste honden zijn al slimmer dan een geestelijk gehandicapte, en die heeft toch ook rechten?”
“Volgens Jesaja hebben dieren geen geest en ze gaan dus ook niet naar de hemel of de hel,” Fien ziet een aangrijpingspunt, “maar God zorgt wel voor ze.”
“Oh ja?”
“Op de nieuwe aarde die God zal maken.”
“Zo lust ik er nog wel paar.”
“In de bijbel zie je dat God blij is met de dieren.” Probeert Fien Manon te overtuigen. “God zegent ze zelfs. Maar hij vindt de mens belangrijker omdat hij die heeft geschapen naar zijn eigen evenbeeld.”
“Hoe weten ze dat nou?”
“Dat staat nou eenmaal in de bijbel.” Zegt Fien verdedigend.
“En daarom is het dus waar?”
Fien knikt. “God heeft de mens ook opdracht gegeven om over de aarde te heersen. En over de dieren. Hier...,” ze trekt het boek weer uit Manon’s handen en bladert terug naar het begin. “Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken. Zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daar op rond kruipt. Zie je wel!” Ze kijkt Manon triomfantelijk aan. “Daarom staat de mens boven de dieren.”
“Maar God heeft vast niet bedoeld dat wij zo met Zijn schepping om zouden gaan zoals we nu doen.” Zegt Manon. “Maar dat is zowieso geen issue, want de mens is gewoon een diersoort die toevallig in de evolutie is gaan denken en daardoor zijn macht is gaan misbruiken.”
“Ik zie dat anders.” Zegt Fien afgemeten. “Dat kan ik niet met mijn geloof verenigen.”
“Wist je dat nog geen honderdvijftig jaar geleden de mens in het dierenrijk werd ingedeeld? Wel bovenaan natuurlijk. Maar niet àlle mensen, negers stonden een stapje lager op de ladder, die werden meer als dieren gezien. Ik heb een boek waarin negers precies zo worden beschreven als dieren en ze werden ook niet anders behandeld. Ook niet door christenen.”
Fien zwijgt.
“En wat vind je dan van die nieuwe mensensoort die ze ontdekt hebben op dat Indonesische eiland?” Manon trekt de krant onder de bijbel uit. “Hier...” ze tikt met haar vinger op een fotootje van een aapachtige mens, de Homo Floresiensis. Ongeveer een meter hoog met een herseninhoud van 380 cc, vergelijkbaar met die van een chimpansee. Hij gebruikte vuur en werktuigen.”
“Ik heb het gezien.” Zegt Fien terughoudend.
“Dat is toch het bewijs dat de mens maar een van de vele resultaten van de evolutie is.” Dringt Manon aan. “Een van de soorten waarbij toevallig de hersenen flink gegroeid zijn.”
“Ik weet het niet, hoor.” Fien voelt zich nu duidelijk in een hoek gedreven.
“Stel dat de geruchten waar zijn en dat deze mensensoort, of apensoort want zo wordt hij ook wel beschreven, nog leeft... Wat gaan we dan met hem doen? Stoppen we hem in een asielzoekerscentrum of in de Apenheul?”

Gepubliceerd: 28-10-06. Vond plaats op: 28-10-04. Tags:  antropologie ; christendom ; dierenmishandeling ;