Kiekje
 
 
 
afbeelding afbeelding
«  Aflevering 117: Over uit de hand gelopen gijzelingen  »
 
Manon is in het ziekenhuis waar Carla chemo krijgt. Als ze een krantje voor haar moeder gaat halen raakt ze in gesprek met twee mensen bij de koffiemachine over het gijzelingsdrama op de school in Beslan.

"Goedemorgen, mevrouw Thielemans." De mollige verpleegster rijdt een infuus naar Carla’s bed. "U heeft dit keer uw zusje meegenomen zie ik." Ze reikt Manon haar hand toe. “Ik ben Janneke.”
“Niet mijn zusje, Manon is mijn dochter.” Carla is aangenaam verrast door het compliment.
“Hoe oud bent u dan?” Janneke kijkt op Carla’s kaart. “Achtenzestig! Nee, dat zou je niet zeggen.” Ze stroopt de mouw van Carla’s shirt op.
“Ik wil het liever links." Carla trekt haar rechterarm terug. "Het heeft zoveel pijn gedaan vorige keer.”
“Pijn?” Janneke kijkt op het infuus. “Oh, u heeft oxaliplatin, dat staat er om bekend dat het pijnlijk is, ik ben bang dat ik daar niet veel aan kan doen”. Ze loopt om het bed heen, het infuus achter zich aantrekkend en gaat naast Carla’s linkerarm zitten. “Maakt u maar eens een vuist, dan zullen we eens kijken of we een mooie ader kunnen vinden.”
Carla balt haar vuist tot er blauwe strepen op haar onderarm verschijnen.
“Dit is een mooie.” Het gedoemde stukje onderarm wordt met een watje schoongepoetst en Janneke prikt er zorgvuldig een naald in. “Zo, die zit. Nu nog even een pleistertje erover zodat hij op zijn plaats blijft.” Vervolgens bevestigt ze de doorzichtige slang van het infuus aan de naald. “Eerst een zoutspoeling, dan krijgt u een middel tegen de misselijkheid en dan de chemo. Maar daar merkt u verder niets van, hoor. Ik kom af en toe langs om de zakken te verwisselen.”
“Ik weet het.” Carla knikt berustend.
Manon staat op. “Ik ga eens kijken of ik een krantje voor je kan scoren.” Op de zaaltjes links en rechts van de gang laten mensen van verschillende leeftijden geduldig het gif hun lichaam instromen. Veel oudere mensen, maar er zijn ook jongere bij. Sommigen zijn kaal, anderen hebben ingevallen gezichten, maar aan de meesten zie je eigenlijk niet echt iets. Meelevende familieleden of vrienden waken met bezorgde gezichten naast de bedden. Manon is opgelucht als ze door de klapdeur in de hal komt en de stapels vrolijke knuffelbeesten van de kinderafdeling aan de overkant ziet. In het zitje naast de koffie-automaat zit een stel zachtjes te praten. De man draagt een donkerblauwe peignoir, in de ene hand een bekertje koffie, de andere hand zit aan het infuus vast dat naast hem staat. De vrouw heeft een mantelpakje aan en legt voorzichtig twee plakjes cake op een papieren bordje. Manon pakt een Metro van de stapel kranten die op een van de tafeltjes in de zithoek ligt. Op de cover staat een grote foto van huilende vrouwen die rond een met bloemen bedekt kistje staan, een oude vrouw legt poppen naast de bloemen.
“Vreselijk, hè.” De vrouw knikt naar de krant. “Als ik nog denk aan die bloedende kindertjes die in hun witte onderbroekjes voor hun leven aan het rennen zijn.”
Meer dan vierhonderd doden.” Leest Manon. “Vierhonderdvijfentwintig gewonden en er worden nog tweehonderdzestig mensen vermist.” Ze kijkt de vrouw aan. “Allemachtig. Ik dacht dat er in totaal maar zo’n vierhonderd man bij dat gijzelingsdrama betrokken was.”
“Het waren er zeker wel twaalfhonderd.” Zegt de man, er komen twee grijswit gestreepte pijpen onder zijn peignoir uit. “Maar hoeveel van die terroristen er nou uiteindelijk waren is volstrekt onduidelijk. Ergens tussen de dertig en de veertig schat men. En de ene keer wordt gezegd dat ze allemaal geliquideerd zijn en de volgende keer hoor je weer dat er een paar ontsnapt zijn. Het is allemaal erg vaag.”
“Dat heet Russische informatievoorziening.” Zegt de vrouw schamper.
“Het is een drama.” Manon schudt verbijsterd haar hoofd. “Waarom hebben ze die school in hemelsnaam bestormd? Ze hadden pas nog gezegd dat ze absoluut geen geweld zouden gebruiken. Je zou zeggen dat die Russen toch wel iets geleerd zouden hebben na die gijzeling in dat theater twee jaar geleden.”
“Ik denk dat ze geen andere keus hadden.” De man haalt zijn schouders op en pakt voorzichtig een plakje cake van het bordje. “De ontvoerders begonnen te schieten op een paar kinderen die probeerden te ontsnappen toen er een auto kwam om de lijken op te halen. Dat was de aanleiding voor de bestorming. Maar volgens mij was het eigenlijk niet de bedoeling, want ze waren nog aan het onderhandelen. Russische kranten beweren dat de burgers als eersten hebben geschoten, maar ook dat is allemaal nogal vaag.”
“Het zou me niet verbazen als die het heft in eigen hand hebben genomen.” Zegt de vrouw. “Die mensen waren natuurlijk in alle staten. Maar wat maakt het uit wie er begonnen is, die doden krijg je er niet mee terug.”
“Maar er zijn wel heel veel doden gevallen.”
“Toen ze zagen dat het gebouw bestormd werd lieten de terroristen explosieven ontploffen zodat er brand uitbrak.” Zegt de man. “Het dak van de gymzaal stortte in. Alleen daar al hebben ze meer dan honderd doden gevonden, allemaal zonder kleren omdat het er zo warm was.”
Manon zwijgt en kijkt naar de andere foto’s van het Beslan-drama. Beelden van de uitgebrande gymzaal. Er liggen bloemen in de raamkozijnen en hier en daar liggen schoenen en kledingstukken. Twee vrouwen klemmen zich huilend aan elkaar vast voor het verbrande klimrek.
“Het was, zoals gewoonlijk bij de Russen, weer één grote fuck-up.” De man schudt zijn hoofd. “Er stonden geen ziekenauto’s klaar, of wat dan ook. Alle diensten werkten, zoals gebruikelijk, weer langs elkaar. De mensen moesten zelf de gewonden naar de ziekenhuizen brengen met hun skodaatjes.”
"Klote-Tsjetsjenen.” Zegt de vrouw grimmig.
“Het waren toch Arabieren?” Manon kijkt haar verbaasd aan.
“Het waren Tsjetsjenen die uit Syrië en Jordanië afkomstig zijn.” Legt de man uit. “Er zijn veel Tsjetsjeense gemeenschappen in het Midden-Oosten, het zijn bijna allemaal sunnitische moslims, vandaar je vergissing misschien.”
“Klote-moslims.” Zegt de vrouw uit de grond van haar hart. “Al die kinderen dood in de naam van Allah!”
“Nee, schat, zo simpel ligt dat niet.” Zegt de man nuancerend. “Er zaten geen religieuze motieven achter, de eisen die de ontvoerders stelden waren zuiver politiek van aard: vrijlating van gevangenen en terugtrekking van Russische troepen uit Tsjetsjenië. Maar ze hadden inmiddels wel kunnen weten dat iemand als Poetin niet op dat soort eisen ingaat.”
“Hoe dan ook, het is verschrikkelijk.” De vrouw vertrekt haar gezicht. “En dan die zwarte weduwen. Ik begrijp niet dat vrouwen die zelf moeder zijn onschuldige kinderen zoiets kunnen aandoen. Het zal je maar overkomen, dat je je kindje de eerste dag naar school brengt met bloemen en ballonnen. Groot feest en dan zit je ineens vast met twintig van die gekken zonder eten en drinken in een snikhete school.” Ze houdt Manon een plakje cake voor.
“Nee, dank u wel.” Manon recht haar rug. “Ik kwam alleen een krantje voor mijn moeder halen. Ze zal niet weten waar ik blijf.”

PS - 09-2-2006 Het Russisch openbaar ministerie heeft de doodstraf geëist tegen de enige overlevende dader van het gijzelingsdrama in de nabij Tsjetsjenië gelegen stad Beslan.

Gepubliceerd: 06-09-06. Vond plaats op: 06-09-04. Tags:  kanker ; Rusland ; terrorisme ; Tsjetsjenië ;